En het gesprek gaat nog door.
Niet continu – blijkbaar hebben ook computerpersoonlijkheden
behoefte aan rustperioden. Maar dag in, dag uit gaan de gesprekken
door. En sinds we ook de webcam weer hebben aangesloten, en een
microfoon, wordt er ook op ons gereageerd. We kunnen nu Harry en
Marit vragen wat er zich op Mars heeft voorgedaan.
Karl. Dag Harry, dag
Marit, ik ben Karl. Ik ben gestuurd om jullie op te halen, maar ik
heb jullie op Mars niet kunnen vinden. Wat is er gebeurd?
Harry. Toen jullie
vertrokken, was mijn lichaam al dood. Maar jullie hebben contact met
mij gehad via de computer. Ik moet bekennen dat ik niet alles heb
verteld toen jullie onderweg waren. Ik wilde jullie niet voor de
voeten lopen. Ik wilde dat jullie eerst op Mars zouden arriveren en
gaan onderzoeken wat er gebeurd was. Ik wilde vooral dat jullie aan
den lijve zouden ervaren hoe het is, te leven op zo'n vreemde
planeet, voordat ik mijn visie zou geven.
K. Je hebt zelfmoord
gepleegd?
H. Ja, ik zag geen
andere uitweg. Maar daarvoor heb ik mezelf nog ge-upload in de
computer van Marit, die toen nog onderweg was. Ik ben tot het laatst
toe bezig geweest met het in de computer vastleggen van wat ik weet,
geloof, voel en onderga. Of dat goed gelukt is, weet ik niet. Maar ik
weet wel dat ik me Harry voel, en dat ik me veel dingen herinner die
Harry moeten zijn overkomen voordat hij ze is gaan vastleggen.
K. Is dat alles? Spreek
ik nu met een Harry die heeft opgehouden te bestaan?
H. Nee, hoor. Ik zie,
voel en bedenk nog dagelijks nieuwe dingen.
K. Je hebt echt het
gevoel de levende Harry te zijn, ook al zit je in een computer?
H. Ja, hoor. En ik was
doodsbenauwd dat jullie die computer zouden uitzetten. Wat jullie ook
feitelijk hebben gedaan.
K. Sorry, maar we
moesten hem afkoppelen om hem mee te nemen.
H. Dat begrijp ik. Het
is alleen een vreemde gewaarwording om opeens je bewustzijn te
verliezen en dan in een ruimteschip weer wakker te worden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten