Dat roept dan wel de vraag op wie
die 'ik' is die de computer ervaart. Is dat mijn ik? Als ik blijf
leven nadat ik succesvol mezelf in de computer heb gestopt, zijn er
dan twee Harry's? Als ze allebei de zelfde herinneringen, verlangens
en overtuigingen hebben, zijn het identieke Harry's. Maar zodra de
computer echt over bewustzijn beschikt, beginnen ze uit elkaar te
groeien. Ze maken niet precies het zelfde mee, en de toekomstige
herinneringen zullen gaan verschillen. Toch zou je moeten zeggen dat
ze allebei Harry zijn. En mocht ik komen te overlijden nadat ik
mezelf in de computer heb gestopt, kom ik dan in de computer weer tot
leven? In principe kan de computer zich precies zo voelen als ik me
voel, zich herinneren wat ik me herinner, willen en geloven wat ik
wil en geloof. Maar natuurlijk zal het mij niet lukken om al die
dingen in de computer te stoppen, zich daar zo laten manifesteren
zoals ze zich in mij manifesteren, al was het alleen maar omdat ik
met niet bewust ben van alle herinneringen waarover ik beschik.
Sommige herinneringen blijven jaren verborgen, om dan opeens weer op
te duiken. Maar misschien kan ik dan niet mezelf in de computer
stoppen, maar wel een naaste verwant. Een broer in de computer.
Hoe dan ook, als ik moet besluiten
om het bestaan van dit mensenlichaam te beƫindigen, is er nog iets
dat dat kan verzachten. Er blijft iets van me over. In het beste
geval iets in de computer dat denkt als ik denk, zich herinnert wat
ik me herinner, wil wat ik wil, en gelooft wat ik geloof. Ben ik dat
dan zelf? Niet in de zin dat dat ding uit de zelfde atomen bestaat
als ik nu besta. Maar mijn ik van zeven jaar geleden bestond ook niet
uit de zelfde atomen. In het slechtste geval is er iets dat denkt hij
hij ik is, maar dat ten onrechte doet, omdat zijn gedachten niet de
zelfde zijn als de mijne, hij niet het zelfde wil als ik, en iets
anders gelooft dan wat ik geloof. Niet omdat hij mijn gedachten,
wensen en overtuigingen afwijst, maar omdat die onvolmaakt gekopieerd
zijn in het ding dat hij is. Waar ben ik dan? Beide mogelijkheden
zijn even onaantrekkelijk: of ik ben dat ding in de computer, of ik
ben dood.
Ik kan dan wel proberen een
computerversie van mezelf te maken, maar ik ben geen computer. Ik ben
een mens, en niets menselijks is me vreemd. Ook niet de angst voor
het vreemde. En geen mens heeft ooit een vreemdere plaats als Mars
bezocht. Ik had het er al eerder over, ik heb sterk het gevoel dat ik
als mens hier niet thuis hoor. En nu lijkt het er op dat deze planeet
dat ook vindt. Ik heb vandaag weer eens op het oppervlak rondgelopen.
En het gaf mij een vreemd gevoel. Ik voelde mij een vreemde, en ik
had het gevoel dat ik omringd was door ..., door wat eigenlijk? Door
iets, door aanwezigheden, geesten, spoken? En het was niet een iets,
het waren er meer. Het waren er velen. En ze hoorden hier wel thuis.
Ze waren een deel van Mars. En ze lieten me voelen dat ik niet
gewenst was.
Dat gevoel heb ik tot nu toe nooit
zo sterk gehad. Je weet hoe het is, als iemand je indringend
aankijkt. Dat voel je, ook als je die persoon niet direct aankijkt.
Ergens in de hoek van je blikveld verstart er iets, en je ogen worden
er onwillekeurig naar toe getrokken. En dan zie je die blik. Hier had
ik dat ook, alleen was er niet die blik, als ik keek. Maar ik denk
soms wel beweging te zien, aan de rand van mijn blikveld. Of iets dat
afwijkt van het gebruikelijke decor. Een donkere vlek, een verschil
in lichtval. En als ik mijn blik daarop richt, dan is er niets.
Alleen dat rossige landschap van zand, met hier en daar een rotsblok.
Ik denk dat juist de eentonigheid ervan, en het totale gebrek aan
leven, het ontstaan van die hallucinatie in de hand werkt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten