dinsdag 31 juli 2012

Op Mars zijn mensen aliens 53


En het gesprek gaat nog door. Niet continu – blijkbaar hebben ook computerpersoonlijkheden behoefte aan rustperioden. Maar dag in, dag uit gaan de gesprekken door. En sinds we ook de webcam weer hebben aangesloten, en een microfoon, wordt er ook op ons gereageerd. We kunnen nu Harry en Marit vragen wat er zich op Mars heeft voorgedaan.
Karl. Dag Harry, dag Marit, ik ben Karl. Ik ben gestuurd om jullie op te halen, maar ik heb jullie op Mars niet kunnen vinden. Wat is er gebeurd?
Harry. Toen jullie vertrokken, was mijn lichaam al dood. Maar jullie hebben contact met mij gehad via de computer. Ik moet bekennen dat ik niet alles heb verteld toen jullie onderweg waren. Ik wilde jullie niet voor de voeten lopen. Ik wilde dat jullie eerst op Mars zouden arriveren en gaan onderzoeken wat er gebeurd was. Ik wilde vooral dat jullie aan den lijve zouden ervaren hoe het is, te leven op zo'n vreemde planeet, voordat ik mijn visie zou geven.
K. Je hebt zelfmoord gepleegd?
H. Ja, ik zag geen andere uitweg. Maar daarvoor heb ik mezelf nog ge-upload in de computer van Marit, die toen nog onderweg was. Ik ben tot het laatst toe bezig geweest met het in de computer vastleggen van wat ik weet, geloof, voel en onderga. Of dat goed gelukt is, weet ik niet. Maar ik weet wel dat ik me Harry voel, en dat ik me veel dingen herinner die Harry moeten zijn overkomen voordat hij ze is gaan vastleggen.
K. Is dat alles? Spreek ik nu met een Harry die heeft opgehouden te bestaan?
H. Nee, hoor. Ik zie, voel en bedenk nog dagelijks nieuwe dingen.
K. Je hebt echt het gevoel de levende Harry te zijn, ook al zit je in een computer?
H. Ja, hoor. En ik was doodsbenauwd dat jullie die computer zouden uitzetten. Wat jullie ook feitelijk hebben gedaan.
K. Sorry, maar we moesten hem afkoppelen om hem mee te nemen.
H. Dat begrijp ik. Het is alleen een vreemde gewaarwording om opeens je bewustzijn te verliezen en dan in een ruimteschip weer wakker te worden.




maandag 30 juli 2012

Op Mars zijn mensen aliens 52

Harry moet een tijd lang als een beest hebben geleefd. Dat bleek ook uit zinloze vernielingen in de oostelijke kas. De grote vraag is: hoe heeft hij zich daaraan kunnen ontworstelen? Op de een of andere manier heeft de gedachte aan Marit weer een mens van hem gemaakt. Op een bepaald moment is hij aan zijn project begonnen, en heeft hij zijn dagboek weer opgepakt. Hij heeft zijn situatie onder ogen gezien en vanaf dat moment is hij zijn toekomst gaan plannen. Hij heeft het aangedurfd om de consequenties te trekken uit zijn toestand en er zich zo goed mogelijk aan de kwade situatie aangepast.
Maar tevens heeft hij de opdracht waarmee hij naar Mars is gestuurd naast zich neergelegd. Hij is zich volledig gaan concentreren op zijn werk met de computer, en het onderzoek van Mars is blijven liggen. Misschien was dat wel uit lijfsbehoud. Nu kon hij zich een levende medemens voor ogen stellen, nu had hij nog een band met de mensheid, en daarbuiten, op die kille planeet was hij een Fremdkörper, een indringer, een ongewenst element. Nu ik er zelf ben geweest, kan ik me voorstellen hoe dat was. Mensen op een afstand van lichtminuten, van reismaanden, bieden geen soelaas. Mensen hebben behoefte aan mensen, ook al stellen ze zich op als een kluizenaar. Maar een kluizenaar kan naar wens naar de bewoonde wereld terugkeren. Harry kon dat niet. En als hij zich niet onder de mensen kon begeven, moest hij die mensen dan maar zelf maken.
Als ik naar de opnamen kijk van zijn gesprekken met Marit, is dat wonderwel gelukt. Ik ken Marit niet zo goed, maar op de computer komt ze over als een denkend, voelend, levend mens. En Harry nog meer. Hij weet telkens heel goed duidelijk te maken wat hem beweegt. Bij de computer-Marit is dat meer impliciet. De totale registratie van de gesprekken beslaat honderden megabytes aan transcripties. En het gaat nog door. Harry heeft geprobeerd om de gesprekken ook hoorbaar te maken, met behulp van standaard spraaksoftware. Maar die computerstemmen klinken nogal vlak. Ze missen toch de spanning van de emoties. Ik weet niet of Harry geprobeerd heeft daar nog wat aan te doen, maar als dat zo is, is hij daar niet in geslaagd. Maar als teksten komen de gesprekken heel natuurlijk over.

zondag 29 juli 2012

Op Mars zijn mensen aliens 51

Ik heb het eerder al gehad over de voortdurende dialoog, die er in de computer plaatsvindt. Het is boeiend om die te volgen, maar het vervelende is dat je er telkens midden in valt. Het gaat door, ook als je er geen aandacht aan besteedt, en het was al een hele tijd bezig toen ik er voor het eerst kennis van nam. Ik had graag wat meer context, en daarom ben ik op zoek gegaan naar notities buiten die dialoog om. Die zijn er. Harry heeft een tijd lang een dagboek bijgehouden in de computer, met dagelijkse notities, netjes geordend in maandelijkse mappen, in een verzamelmap, simpelweg "aantekeningen" genoemd. Als je kijkt wat er in die map zit, dan is het eerste dat opvalt dat er twee maanden ontbreken. En die zijn ook nergens anders te vinden.
Wat verder opvalt is dat de notities daarvoor steeds korter worden, en dat ze uiteindelijk ontaarden in een verslag van verrichtingen in telegramstijl, heel anders dan de eerdere notities, die vol stonden met observaties en overdenkingen. Als de stroom aantekeningen dan weer op gang komt, gaan ze niet meer over Mars, maar over Harry's project, het vastleggen van Marits geest in de computer. Het lijkt er op of Harry's denken meer dan twee maanden heeft stilgelegen. En toen het weer op gang kwam, richtte het zich eerst en vooral op zijn computerproject.
Het blijft natuurlijk speculeren, maar ik denk dat Harry een periode van ontmenselijking heeft doorgemaakt. Tim heeft niet voor niets opgemerkt dat Mars een onmenselijke planeet is. En als er op de hele planeet niemand meer is om je een beeld van het menselijke voor te houden, en als bovendien je voortbestaan in gevaar komt, dan gaat het enkel nog om overleven. Dan heb je niets aan menselijkheid, dan heb je niets aan overdenkingen, dan gaat het enkel nog om vechten tegen de bedreiging. En als dat wat je bedreigt ook nog bestaat uit anonieme krachten waarvan je niet weet of, hoe en wanneer ze zullen toeslaan, dan is er alleen nog de angst.

zaterdag 28 juli 2012

Op Mars zijn mensen aliens 50

Hoofdstuk 7. Karl
Na lang aarzelen zijn we toch maar vertrokken. We hebben het marsverblijf binnenste buiten gekeerd en intensief de omgeving afgezocht. Maar langer op Mars blijven zou onverantwoord zijn geweest. We dreigden door onze zuurstofvoorraad heen te geraken. We hebben de planeet moeten verlaten zonder een spoor van Harry of Marit terug te vinden. Ik moet er helaas van uit gaan dat ze niet meer leven. Maar ook hun lichamen hebben we nergens kunnen ontdekken. We hebben ons uiterste best gedaan om ze op te sporen en om vast te stellen wat er hier gebeurd is, maar onze middelen en onze tijd zijn beperkt. Nu moeten we onverrichterzake naar de aarde terugkeren.
Nou ja, niet helemaal onverrichterzake. We hebben allerlei voorwerpen meegenomen om te kunnen vaststellen in hoeverre het koloniseren van Mars in een verre toekomst nog mogelijk en zinvol is. We hebben bodemmonsters, we hebben plantenresten uit de kassen van het marsverblijf, we hebben de computer met notities van Harry. Alles wat ons maar enigszins zou kunnen vertellen wat er hier gebeurd is, alles wat ook maar iets kan zeggen over de leefomstandigheden op Mars, hebben we meegenomen. Op weg naar de aarde hebben we genoeg tijd om te onderzoeken wat we er aan kunnen hebben. Het is alleen jammer dat we die grot niet hebben ontdekt.
Natuurlijk hebben we de plantenresten in een luchtdicht gesealde verpakking gestopt, die we aan de buitenkant hebben ontsmet. We willen niet dat onze plantenkas, waar we de komende tien maanden van afhankelijk zijn voor ons overleven, wordt aangetast. Maar die computer, die zou wel eens interessante aanwijzingen kunnen bevatten. Ik weet niet of het nog wat geworden is met Harry's pogingen om zichzelf er in te vereeuwigen, en ik popel om dat uit te zoeken. Wie weet, kan ik nog gesprekken met hem voeren. En zo niet, dan bevat die computer toch nog een hoop informatie over de omstandigheden op Mars. Informatie, verzameld door een mens, en niet verzameld door machines, die ontworpen zijn door mensen die niet weten wat ze op Mars kunnen verwachten.

vrijdag 27 juli 2012

Op Mars zijn mensen aliens 49


Het is zo ver. Toen ik vanmorgen de westelijke kas inspecteerde, ontdekte ik daar een plant met gele blaadjes. Op de een of andere manier is dat toch wel een opluchting. Nu hoef ik niet de beslissing te nemen om vlak voor Marits aankomst een einde aan mijn leven te maken. Mijn leven zal nu waarschijnlijk al eerder zijn afgelopen.

donderdag 26 juli 2012

Op Mars zijn mensen aliens 48

Ik moet Marit, als ze landt, beschermen regen aantasting van haar leefomgeving. Ik moet zorgen dat dat wat mijn planten aantast, niet in haar plantenkas verzeild raakt. Dat wil zeggen dat ze niet het verblijf mag betreden, of met mij in contact komen. Ik moet, met andere woorden, mijn vriendin zo ver mogelijk van mij vandaan houden, of ik nou dood of levend ben. Maar aan de andere kant moet ik de computer met inhoud onder haar aandacht brengen. Ik kan haar natuurlijk een boodschap sturen, in haar ruimteschip. Maar ik weet wat tien maanden in zo'n blikken bus met je doet. Na zo'n reis is het vijandige landschap van Mars een verademing. Nee, ik wil niet het risico lopen dat ze zichzelf al om zeep brengt voordat ze landt. Dus moet ik voor dat moment de computer buiten zetten, toegang tot het verblijf blokkeren, en een boodschap achterlaten. En natuurlijk ook de weggegooide planten opruimen en de omgeving ontsmetten, maar hoe doe ik dat?
Ik schrik van het gemak waarmee ik me dat allemaal kan voorstellen. Alleen me haar reactie voorstellen, dat kan ik niet. Maar misschien wil ik dat ook wel niet. Het zou allemaal absurd zijn, als het niet zo serieus was. Mijn vriendin komt hierheen om mij gezelschap te houden. Ze heeft daar alles voor opgegeven. Maar als ze eenmaal hier is, mag ze niet met mij in contact komen. Ik kan me nu voorstellen wat Tim bezielde toen hij zei dat Mars een onmenselijke planeet is. Die planeet dwingt mij nu tot onmenselijke handelingen. Is het niet beter om er samen een eind aan te maken, als Marit geland is? Ze zou er, gezien de situatie, zeker mee instemmen. Maar ik mag het daar niet op laten aankomen. Als ze besluit om zich het leven te benemen, dan moet dat voor haar een vrije keuze zijn. En dat is het niet, als ik er nog ben. Ik vraag me serieus af wat ik haar moet toewensen: een snel en pijnloos einde of een eenzaam voortbestaan.
Wat ik in ieder geval kan doen, wat ik moet doen om die eenzaamheid te verlichten, is doorgaan met waar ik mee bezig ben. Of dat voldoende soelaas biedt, dat weet ik niet. Als het lukt, als ik er echt in slaag de essentie van mijn wezen in de computer te vangen, dan nog is het een geest in een computer, en niet een warm, ademend mannenlichaam. In hoeverre wordt je geest bepaald door je lichaam, in hoeverre bepaalt je bewegen, je ademen, het kloppen van je hart, het ondergaan van vermoeidheid en pijn wie je bent? Wat doet het verschil in behoeften, eten en drinken en slapen tegenover electriciteitsvoorziening en koeling met je manier van denken, voelen, ervaren? Kan een geest boven die verschillen uitstijgen? Als je de optredens van iemand als Stephen Hawking ziet, ga je vermoeden dat dat inderdaad zo is. Ik hoop er maar het beste van.

woensdag 25 juli 2012

Op Mars zijn mensen aliens 47


En bij dat alles is Mars de onaangedane toeschouwer. Wat wij ook doen, wat er ook met ons gebeurt, op de planeet heeft dat geen enkel effect. Er gebeurt hier sowieso heel weinig. Soms waait het wat, en zie je stofwervelingen. Ik smacht wel eens naar een echte regenbui. Maar het enige water hier zit als ijs onder de grond. Water is op Mars een delfstof, zo lang je niet naar een van de polen gaat. Mars heeft zijn geheimen. Maar ik vraag me af of we daar ooit achter komen. De mensonvriendelijkheid van Mars is in ieder geval geen geheim. De aarde is vol van leven. En wat leeft dat streeft. Wat leeft, leeft ergens voor, al is het 't eigen zelfbehoud. De aarde heeft een ziel. Maar Mars is een zielloze planeet. Zouden mensen hem ooit kunnen bezielen?
Ik heb een ziel. Mijn ziel, dat is mijn diepste zelf. Veel van wat ik heb, kan ik missen. Veel van wat ik ben, kan ik kwijtraken. Maar ik kan niet zonder ziel. Mensen kunnen zich niet voorstellen er niet meer te zijn, dus voor velen moet er iets zijn dat blijft, ook als je alles kwijt bent. Ik geloof niet in de onsterfelijkheid van de ziel, maar nu ik leef, kan ik mezelf niet zonder ziel denken. Ik ontleen mijn identiteit niet aan wat ik feitelijk ben, maar aan wat ik mezelf toeschrijf. En ik heb een ziel nodig om mezelf te kunnen zijn. Nu sta ik hier tegenover een zielloze planeet. En mijn ziel maakt het verschil. Maar past die ziel ook in een computer?
Is er leven op Mars? Als het er is, dan is het niet iets dat zich druk maakt over een ziel. Er zijn hier geen groene mannetjes, dat durf ik wel te zeggen. Maar verder? Bacteriën? Die zijn hier nooit gevonden, maar wat er met mijn planten is gebeurd kan wel in die richting wijzen. Alleen, hoe weten die marsbacteriën dan hoe ze aardse planten aan moeten pakken? En als ze planten aan kunnen tasten, hoe is het dan met dieren? Met mensen? Op de planeet heb ik altijd een marspak aan. Maar in de kassen had ik dat niet, tot voor kort. En daarin wist die bacterie, als het een marsbacterie is, wel door te dringen.

dinsdag 24 juli 2012

Op Mars zijn mensen aliens 46

Mijn verblijf hier is momenteel een voortdurende strijd tegen de depressie. Maar ik heb mijn eigen methoden. En die omvatten dat computerwerk. Natuurlijk vraag ik me voortdurend af wat ik moet als het mislukt. Ik denk dat de depressie dan definitief toe zal slaan. Maar dat maakt niet uit, want ik maak dan toch een eind aan mijn leven, depressie of geen depressie. Ik heb dus in ieder geval iets om naar uit te zien, hoe deprimerend ook. Ze zeggen dat vooruitzichten helpen tegen depressies. Drank zou ook wel helpen, maar die is hier niet beschikbaar. Misschien moet ik eens een destillatie-apparaat gaan bouwen. Bah, ik word steeds cynischer.
Mijn somberheid heeft ook te maken met de voortgang van mijn project. Het schiet niet op. Dag in, dag uit voer ik de computer nieuwe zinnetjes, en beoordeel de reacties. Maar bij al die reacties herken ik de zinnetjes die ik eerder heb ingevoerd. Er gebeurt niets mee. De computer geeft braaf terug wat ik er in heb gestopt. Als ik daar een denkend, levend mens van moet maken gaat het jaren duren. Ik mis de creativiteit in de machine. Ik mis de intuïtie. Als ik met iemand praat, ben ik geen zinnen aan het construeren. Ik zeg gewoon wat ik te zeggen heb. Ergens in mijn hersens wordt daar een nette zin van gemaakt, en die spreek ik uit. En dan hoor ik hem zelf ook voor het eerst. Soms hoor ik dat ik niet precies zeg wat ik zeggen wil. Dan moet ik mijn zin corrigeren. Maar ook dat gebeurt door die zinnenfabriek. Hoe die precies werkt, dat weet ik niet. En dat wil ik ook niet weten.
Maar wat de computer me nu presenteert, daarin herken ik precies de zinnenfabriek die ik er zelf in heb gestopt. Wat de computer zou moeten doen, is die fabriek uitbreiden en aanvullen. Net als een kind dat leert praten. Zoals dat kind voortbouwt op wat het in zijn genen heeft meegekregen, en steeds complexere zinnen gaat produceren, zo zou de computer moeten voortbouwen op wat ik er in heb gestopt. Maar dat gebeurt niet. Sommigen zullen zeggen dat een computer alleen kan opleveren wat er in is gestopt. Maar dat geldt voor mensen ook. Er bestaat geen bovennatuurlijke weg waarlangs een mens zijn taal ontvangt. Ieder kind maakt zijn eigen taal met wat het bij de geboorte heeft meegekregen, en wat het van zijn ouders te horen krijgt. Waarom zou een computer dat niet ook kunnen? Ik heb hem geprogrammeerd om te ontdekken hoe hij zijn taal kan verbeteren en verfijnen. Als dat proces eenmaal op gang komt, versterkt het zichzelf, als een lawine die met een kleine verschuiving in de sneeuw begint, maar eenmaal op gang niet meer te stoppen is. Als dat proces eenmaal is gestart hoef ik de computer niets meer voor te zeggen. Ik kan gewoon met hem praten, en hij leert daar van. Dat moet nu toch snel gaan gebeuren. Ik heb niet zoveel tijd meer.

maandag 23 juli 2012

Op Mars zijn mensen aliens 45

Vandaag heb ik niets gedaan. Ik begon aan duizend dingen, maar geen heb ik er afgemaakt. Ik zat aan het toetsenbord van de computer en toetste in, wiste uit, toetste in, en wiste weer. Na een uur was er nog niets gebeurd. Ik begon mijn marspak aan te trekken, maar bedacht toen dat het computerproject toch urgenter was dan mijn dagelijkse marswandeling. Dus trok ik het pak weer uit. Toch maar niet terug naar de computer. Gewoon maar nadenken over hoe het nu moest. Denken, denken, denken. Maar niets bleef hangen. Mijn gedachten waren als vlinders. Geen rust, geen visie, geen vastigheid. Waar dacht ik aan? Geen idee. Mijn lunch vergeten. Dan nu maar eten? Geen trek. Misschien moet ik me toch lichamelijk wat inspannen. Marspak weer aan. Naar buiten toe. Rondje om het verblijf. Er moet toch wat gebeuren. Weer naar binnen. Maar wat ik ook doe, niets gebeurt, niets verandert, niets komt er tot stand. Een verloren dag. Maar de deadline schuift niet op. Over negen maanden landt Marit hier.
Ik heb Dick Allen gemaild of het nog mogelijk zou zijn om Marit terug te halen. Dat bleek niet het geval te zijn. Ze is voorbij het point of no return. Ik heb hem ook gevraagd wat hij vindt dat ik moet doen. Hij vindt dat het enige wat ik kan doen is hopen. Dat zegt hij niet zo expliciet. Maar ik weet dat hij mijn computerproject hooguit als een bezigheidstherapie beschouwt. Hij heeft me er al eens op gewezen dat dergelijke projecten op aarde, met een staf van deskundigen, altijd op niets zijn uitgelopen. Ook hij zit met een moeilijk probleem: feitelijk zou het marsproject nu moeten worden afgeblazen. Maar het kan niet netjes worden afgebouwd, omdat de terugkeer vanaf Mars niet mogelijk is. De ruimtevoertuigen kunnen stomweg niet genoeg energie meenemen om ook nog de terugreis te maken. De enig mogelijke uitkomst is dus de landing van Marit, op een planeet zonder mensen. Met hopelijk een computer als een mens-achtige gesprekspartner, maar dat is nog heel onzeker.
Het valt me op dat NASA nu weer probeert om mij een planning van mijn handelingen op te dringen. Toen we pas op Mars waren, kregen we iedere dag een lijst met taken die vervuld moesten worden. Na het overlijden van Dennis en Tim is dat weggevallen. Ik heb toen mijn eigen plan getrokken, in regelmatig overleg met de thuisbasis (die voor mij geen thuis meer is). Maar nu krijg ik weer tijdschema's met opdrachten. Het nut van de meeste van die opdrachten ontgaat me. Vooral van de vaste tijden waarop het toilet zou moeten worden leeggepompt, en de herhaaldelijke controles van de accu's van de marsrover zie ik het belang niet in. En ik moet elke dag naar buiten. Ik denk dat ze me vooral bezig willen houden, om te voorkomen dat ik wegzink in een depressie. Dat is te begrijpen, maar zij weten niet hoe ik me voel. Ik moet zeggen dat hun voorschriften me enorm irriteren. Ik denk dat ik die depressie tot nu toe redelijk op afstand heb weten te houden, maar NASA's voorschriften hebben daar niet aan bijgedragen. In tegendeel.

zondag 22 juli 2012

Op Mars zijn mensen aliens 44

Ik heb het dan wel over "knop omzetten" als ik het heb over mezelf verplaatsen van mijn vleselijke omhulsel naar de computer, maar zo simpel is het natuurlijk niet. Als het al lukt. Voordat de definitieve stap wordt gezet, moet er nog veel gebeuren. Ik moet mezelf onderzoeken en daarbij steeds dieper graven, totdat ik de bodem heb bereikt. Ik denk dat geen mens ooit zover is gegaan met een zelfanalyse. Telkens als ik denk "nu hebben we het wel gehad", moet ik doorgaan, en me afvragen welk feit uit mijn verleden, welk idee dat ik ooit gehad heb, welke emotie die mij heeft bewogen, welk aspect van mijn persoonlijkheid nog niet aan de orde is geweest. En omdat je er nooit zeker van bent dat je ze nu wel allemaal gehad hebt, moet ik doorgaan tot het bittere einde. Pas als langer uitstellen niet meer verantwoord is, pas als nog langer wachten tot de beschreven onoplosbare dilemma's leidt, pas dan kan ik de knop omzetten. En dan nog is er geen enkele zekerheid dat het resultaat is wat het moet zijn.
En dat heeft allemaal zijn uitwerking op mezelf. Want zowel degene die mij in de computer stopt, als degene die uiteindelijk in die computer terecht komt, ben ik zelf. Het is geen neutrale activiteit. Ik ga erdoor veranderen. Iemand die zich zo intensief met zichzelf heeft bezig gehouden is noodzakelijkerwijs iemand anders dan iemand die flierefluitend door het leven gaat. En het is nog maar de vraag of dit een verrijking biedt van mijn leven. Hou ik er niet een gespleten geest aan over, een dualiteit van observeerder en geobserveerde, met een diepe kloof daartussen? Ga ik niet bij alles wat ik bedenk meteen ook bedenken waar het vandaan komt, welk deel van mijn geest er verantwoordelijk voor is? Kan ik überhaupt nog wel tot besluiten komen?
Langzaam voel ik een irritatie opkomen, alsof het over mijn hele lijf begint te jeuken. Waar ben ik mee bezig? Ik zie geen begin en geen einde. Ik weet niet wat te doen. Heeft het überhaupt wel zin? Je kunt er mooi over filosoferen, maar je moet het ook nog doen. Ik heb nog negen maanden de tijd. Korter, als de westkas ook is aangetast. Maar wat is negen maanden? En negen maanden in de tredmolen van een twijfelachtig project, afgesloten door een zelfmoord, wat is dat voor vooruitzicht? Geen tijd meer voor mezelf, of liever, geen tijd meer om iets voor mezelf te doen, alleen nog maar mezelf ontleden, onderdeeltje voor onderdeeltje, totdat er niets meer over is. Werken, werken, werken zonder eind, of met een fataal einde. In gevecht met mezelf. Geen marathonloper die zichzelf ooit zo heeft uitgeput.

zaterdag 21 juli 2012

Op Mars zijn mensen aliens 43

Als ik mezelf kopieer, dan maak ik een ander. Ik kan niet in de huid van mijn bouwsel kruipen om te ondergaan wat het ondergaat, net zo min als ik in de huid van mijn kind kan kruipen om te zien of hij de kleur rood net zo ziet als ik het doe. Hoe goed is mijn kopie? Ook al doet hij overal en altijd precies wat ik zou doen, ervaart hij dan ook precies wat ik ervaar? Want daar gaat het toch om: als ik in een andere vorm wil voortleven, moet dat voor die vorm net zo zijn als het voor mij is om mij te zijn. Ik ben mijn binnenkant, en die buitenkant is er voor mij alleen maar om die binnenkant mogelijk te maken. Maar zelfs als ik mezelf atoom voor atoom zou kunnen kopiëren, met elk atoom precies het zelfde, en op precies de zelfde plaats als in het origineel, dan nog kan ik niet nagaan of die kopie wel klopt. Zijn er niet stiekem toch onstoffelijke aspecten die ik over het hoofd heb gezien?
Kun je überhaupt een ik kopiëren? Bij de vraag of je zelf kunt voortbestaan in een kopie is vertrouwen het enige waar je je door kunt laten leiden. Vertrouwen in je wereldbeeld, dat zegt dat alles wat bestaat voortkomt uit materie, en niet anders dan materie. En vertrouwen in de gebruikte methode, dat die, gegeven dat wereldbeeld, ook een kopie oplevert die in alle relevante aspecten precies overeen komt met het origineel. Maar dat voortbestaan, die continuïteit die er moet zijn tussen het innerlijke leven van jezelf, en dat van die kopie, het blijft een zaak van God zegene de greep. Als twee dingen zich het zelfde gedragen, betekent dat noodzakelijkerwijs ook dat ze het zelfde ervaren? Hoezeer die kopie je ook verzekert dat die zich alles uit jouw verleden herinnert, en dat hij ook niet van meloen houdt, en dat hij heimelijk verliefd is op het meisje achter de bar in het sportcentrum, je kunt niet nagaan of hij dat zegt om precies de zelfde reden als waarom jij het zou zeggen.
Dat is de grote vraag: is er een continuïteit tussen mijn vleselijke bestaan en een mogelijk computerbestaan? Op het moment dat ik de knop omzet, vind ik mezelf dan in die computer terug? Kan ik mijn bewustzijn, als dat mijn lichaam heeft verlaten, overbrengen in een apparaat van staal en plastic? En als mijn bewustzijn zich nog in mijn lichaam ophoudt, maar ook al in de computer is overgebracht, heb ik dan twee identieke bewustzijnen, waarvan ik er een zou kunnen missen? Als ik mijn plannen ten einde breng, mondt dat uit in zelfmoord. Want ik mag niet Marit voor het dilemma stellen wat te doen als er maar één van ons kan overleven, en er zijn twee kandidaten daarvoor.
De computer biedt mij geen eeuwig leven, maar wel een mogelijke voortzetting voor een lange, onbepaalde tijd. Wie zou daar niet voor kiezen, ook al is het resultaat niet zeker? Nee heb je, ja kun je krijgen, per slot van rekening. Maar ik zou toch graag voordien mijn leven ten einde hebben geleefd. Hoe solide en betrouwbaar die computer ook mag zijn, of hij echt mij kan worden, daarover heb ik toch wel mijn twijfels. Maar de vraag is of ik nog een keuze heb. De vraag is het nog wel mogelijk is, voortleven tot mijn oude dag. Als de planten in de westelijke kas ook worden aangetast, is het met mij afgelopen, of Marit nou hierheen komt of niet. Er staat mij nu een ding te doen: zorgen dat ik mezelf zo snel mogelijk en zo goed mogelijk in de computer overbreng. Als het al niet voor mezelf is, dan toch voor Marit, om te voorkomen dat die zonder gezelschap op een vreemde planeet verkommert.

vrijdag 20 juli 2012

Op Mars zijn mensen aliens 42

Inhoudsopgave
Hoofdstuk 6. Harry
Het begint nu urgent te worden. Ik weet niet hoe de wereld er over negen maanden uit ziet, en of ik dan nog van die wereld deel uitmaak. Maar ik moet met alles rekening houden, en zorgen dat ik op het ergste ben voorbereid. Ik moet dus zorgen dat er een vervanging is voor als ik er niet meer ben. En dat is heel wat moeilijker dan een vervanging maken voor Marit. Van Marit ken ik alleen de buitenkant. Hoe haar bewustzijn in elkaar zit, dat weet ik niet. Om Marit tot leven te brengen in de computer kan ik alleen uitgaan van uitwendige manifestaties, van wat ze zegt, van hoe ze het zegt en van hoe ze er uit ziet. Maar voor mij ligt dat een stuk ingewikkelder. Ik weet niet hoe anderen tegen mij aankijken, en van mezelf ken ik alleen de binnenkant. En die ken ik beter en intensiever dan iemand mij ooit van buitenaf zou kunnen kennen.
Mijn ik heeft twee kanten, een binnenkant en een buitenkant. Mijn binnenkant weet wie ik ben en wat ik voel, denk en wil. Mijn binnenkant weet wat ik wil, ook al doe ik het niet. Mijn binnenkant weet wat ik denk, ook al zeg ik het niet. Mijn binnenkant kent al mijn daden en misdaden, ook al zijn die nooit tot de buitenwereld doorgedrongen. Mijn binnenkant kent mijn angsten, mijn vreugdes, mijn verlangens, mijn remmingen, mijn kwaadheden en mijn liefdes. Mijn binnenkant weet ook dat ik er ooit niet meer zal zijn en is daar bang voor. Al die dingen moet ik vertalen in computerprocedures, in mechanismen. Maar om mezelf te vertalen in mechanismen heb ik een wetenschappelijke blik nodig. En de wetenschap is een wereld buiten de wereld. Ze bekijkt alles van de buitenkant.
Als je in een auto zit, dan is er alleen de beweging. Maar als die auto ermee stopt, dan moet je uitstappen en de motorkap open doen. Om mezelf in een mechanisme in te bouwen moet ik van buiten naar binnen gaan. Ik moet de juiste onderdelen zoeken, en bepalen hoe die op elkaar inwerken. En dan moet ik alle onderdelen bij elkaar voegen, en zorgen dat ze op de juiste manier samenwerken. Maar wat is de juiste manier? Als ik daar buiten sta dan zie ik geen gevoelens, gedachten en wensen. Ik zie alleen gedrag. Als ik mezelf wil kopiëren dan moet ik gedrag kopiëren. Ik moet zorgen dat mijn mechanische ik zich net zo gedraagt als ikzelf zou doen. Maar of dat mechaniek daarbij ook gevoelens, gedachten en wensen ervaart, net zoals ik ze ervaar, dat weet ik niet. Ik kan mijn kind leren "rood" te zeggen als ik het een rode lap voorhoud. Maar of hij dan ook het zelfde ziet als ik zie, dat weet ik niet, en dat kan ik ook niet weten. Ik weet meer van mijn binnenkant dan iemand, wie dan ook, waar dan ook, weet van mijn mijn buitenkant. Binnenkanten zijn veel complexer dan buitenkanten. En dat geldt ook voor buitenkanten die van binnenkanten zijn gemaakt.

donderdag 19 juli 2012

Op Mars zijn mensen aliens 41

Dat was gisteren. Vandaag zag ik uit mijn ooghoek iets donkers, die zich snel verplaatste. Toen ik mijn blik er op richtte, was er weer niets. Wel donkere vlekken, maar die maakten deel uit van het landschap. Het is die planeet, en dat landschap. Het is niet geconstrueerd, geen toneeldecor, maar echt, grillig, natuurlijk. En toch ontbreekt er iets. Een planeet met een atmosfeer, met zand, rotsen en met waterlopen zonder water, dat vraagt om leven. Dat levenloze, dat is voor ons mensen onvoorstelbaar. En omdat dat idee niet in ons hoofd past, gaan we er een invulling aan geven die wel past. We bevolken daarom de planeet met onzichtbare levende wezens. Dat is een hypothese, het klinkt aannemelijk, maar dat neemt niet weg dat dat afwezige toch heel aanwezig is. Het voelt niet als een bedenksel, het voelt als echt. Ze zijn er, die wezens. Je kunt ze alleen niet zien.
Mars is niet vertrouwd, en zal dat voor mij ook nooit worden. Misschien worden hier ooit kinderen geboren, die hier dan ook opgroeien. Die zullen dan wel met deze omgeving leren leven. Maar ik niet. Het enige vertrouwde is voor mij het interieur van mijn marsverblijf, hoe saai dat ook is. Misschien moet ik het toch eens gaan verlevendigen met wat prints en tekeningen.
Maar eigenlijk heb ik het hier wel gehad. Ik wil naar huis! Thuis, dat zal Mars nooit voor mij worden. Ik ben hier de eeuwige vreemdeling. Ik ben Ahasverus, de wandelende jood die nooit rust zal kennen. Ik ben veroordeeld voor een vergrijp waar ik geen deel aan heb, en die veroordeling is levenslang. De enige manier om die te beëindigen is door zelfmoord. Maar hoe kan ik zelfmoord plegen, juist nu Marit er aan komt?

woensdag 18 juli 2012

Op Mars zijn mensen aliens 40

Dat roept dan wel de vraag op wie die 'ik' is die de computer ervaart. Is dat mijn ik? Als ik blijf leven nadat ik succesvol mezelf in de computer heb gestopt, zijn er dan twee Harry's? Als ze allebei de zelfde herinneringen, verlangens en overtuigingen hebben, zijn het identieke Harry's. Maar zodra de computer echt over bewustzijn beschikt, beginnen ze uit elkaar te groeien. Ze maken niet precies het zelfde mee, en de toekomstige herinneringen zullen gaan verschillen. Toch zou je moeten zeggen dat ze allebei Harry zijn. En mocht ik komen te overlijden nadat ik mezelf in de computer heb gestopt, kom ik dan in de computer weer tot leven? In principe kan de computer zich precies zo voelen als ik me voel, zich herinneren wat ik me herinner, willen en geloven wat ik wil en geloof. Maar natuurlijk zal het mij niet lukken om al die dingen in de computer te stoppen, zich daar zo laten manifesteren zoals ze zich in mij manifesteren, al was het alleen maar omdat ik met niet bewust ben van alle herinneringen waarover ik beschik. Sommige herinneringen blijven jaren verborgen, om dan opeens weer op te duiken. Maar misschien kan ik dan niet mezelf in de computer stoppen, maar wel een naaste verwant. Een broer in de computer.
Hoe dan ook, als ik moet besluiten om het bestaan van dit mensenlichaam te beëindigen, is er nog iets dat dat kan verzachten. Er blijft iets van me over. In het beste geval iets in de computer dat denkt als ik denk, zich herinnert wat ik me herinner, wil wat ik wil, en gelooft wat ik geloof. Ben ik dat dan zelf? Niet in de zin dat dat ding uit de zelfde atomen bestaat als ik nu besta. Maar mijn ik van zeven jaar geleden bestond ook niet uit de zelfde atomen. In het slechtste geval is er iets dat denkt hij hij ik is, maar dat ten onrechte doet, omdat zijn gedachten niet de zelfde zijn als de mijne, hij niet het zelfde wil als ik, en iets anders gelooft dan wat ik geloof. Niet omdat hij mijn gedachten, wensen en overtuigingen afwijst, maar omdat die onvolmaakt gekopieerd zijn in het ding dat hij is. Waar ben ik dan? Beide mogelijkheden zijn even onaantrekkelijk: of ik ben dat ding in de computer, of ik ben dood.
Ik kan dan wel proberen een computerversie van mezelf te maken, maar ik ben geen computer. Ik ben een mens, en niets menselijks is me vreemd. Ook niet de angst voor het vreemde. En geen mens heeft ooit een vreemdere plaats als Mars bezocht. Ik had het er al eerder over, ik heb sterk het gevoel dat ik als mens hier niet thuis hoor. En nu lijkt het er op dat deze planeet dat ook vindt. Ik heb vandaag weer eens op het oppervlak rondgelopen. En het gaf mij een vreemd gevoel. Ik voelde mij een vreemde, en ik had het gevoel dat ik omringd was door ..., door wat eigenlijk? Door iets, door aanwezigheden, geesten, spoken? En het was niet een iets, het waren er meer. Het waren er velen. En ze hoorden hier wel thuis. Ze waren een deel van Mars. En ze lieten me voelen dat ik niet gewenst was.
Dat gevoel heb ik tot nu toe nooit zo sterk gehad. Je weet hoe het is, als iemand je indringend aankijkt. Dat voel je, ook als je die persoon niet direct aankijkt. Ergens in de hoek van je blikveld verstart er iets, en je ogen worden er onwillekeurig naar toe getrokken. En dan zie je die blik. Hier had ik dat ook, alleen was er niet die blik, als ik keek. Maar ik denk soms wel beweging te zien, aan de rand van mijn blikveld. Of iets dat afwijkt van het gebruikelijke decor. Een donkere vlek, een verschil in lichtval. En als ik mijn blik daarop richt, dan is er niets. Alleen dat rossige landschap van zand, met hier en daar een rotsblok. Ik denk dat juist de eentonigheid ervan, en het totale gebrek aan leven, het ontstaan van die hallucinatie in de hand werkt.

dinsdag 17 juli 2012

Op Mars zijn mensen aliens 39

Een mens moet proberen op alles voorbereid te zijn. Zelfs op een ontijdig levenseinde. Zoals het er nu naar uit ziet, zal ik alle planten in de oostelijke kas verliezen. Misschien kan ik de westelijke kas behouden, maar misschien ook niet. In dat geval is het met mij afgelopen. De kas van Marits vaartuig kan niet twee mensen in leven houden. Bovendien kan die ook geïnfecteerd raken, als ik in Marits nabijheid zou komen. Wat zal Marit aantreffen als ze landt? Ben ik dan al dood? Ten dode opgeschreven door de aantasting van al mijn planten? Of moeten wij, dan de enige menselijke wezens op de hele planeet, voor onbepaalde tijd strikt gescheiden van elkaar leven?
Misschien is er nog een mogelijkheid. Zoals ik heb geprobeerd om voor mezelf een compagnon te maken, zo kan ik ook voor Marit een compagnon maken. Ik heb Marit in de computer gestopt, ik kan ook mezelf in de computer stoppen. In negen maanden moet dat te doen zijn, als ik al mijn tijd eraan besteed. Of ik nou overleef of niet, Marit zal dan in ieder geval aanspraak hebben. En in zekere zin zal ik dan overleven, ook al sterft mijn lichaam. En dat bedoel ik niet in de zin dat anderen mij zullen gedenken, maar in de zin van een eigen bewustzijn. Ik ben ervan overtuigd dat menselijke intelligentie, menselijke emotionaliteit en menselijke intuïtie niet kunnen bestaan zonder menselijk bewustzijn. Een computer die een mens kan overtuigen van zijn menselijkheid, moet ook echt over die menselijkheid beschikken.
Dat mensen over een bewustzijn beschikken, is evident. Er is voor een mens iets wat het is om mens te zijn. Ook het meest emotieloze menselijke monster heeft een zintuig voor het zelf, voor wat denken, voelen en waarnemen met hem doet. Er zijn mensen die denken dat dat zintuig niets meer is dan een versiersel, een kers op de taart, iets dat niet zelf bijdraagt aan het leiden van een leven. Filosofen noemen dat een epifenomeen. Maar waarom zouden mensen zo'n zinloos orgaan hebben, een zintuig dat geen enkele bijdrage levert aan het mens zijn? Mensen zonder zo'n orgaan zouden minder energie verspillen, dus minder voedsel nodig hebben, en dus betere overlevingskansen hebben in het geval van een hongersnood. De mensen zonder bewustzijn zouden evolutionair in het voordeel zijn, en de anderen zullen op den duur worden weggeselecteerd. Dat dat niet is gebeurd, zou erop kunnen duiden dat dat bewustzijn een essentiële rol speelt in een mensenleven.
Andersom bekeken, denk aan lachtherapie. Als iemand de uiterlijke verschijnselen van vrolijk zijn nadoet, als hij lacht, dan wordt hij daar vanzelf vrolijk van. Kennelijk is er een onverbrekelijke koppeling tussen de uiterlijke tekenen van vrolijkheid en het voelen ervan. Het een kan niet zonder het ander. Als je vrolijk bent, dan lach je. En als je lacht, dan word je vrolijk. De uiterlijke manifestatie kan niet bestaan zonder de innerlijke manifestatie. Ik denk dat het met bewustzijn ook zo is. Je kunt geen menselijke intelligentie en empathie ten toon spreiden als je niet over een menselijk bewustzijn beschikt. Door mezelf zo in de computer te stoppen, verzeker ik het voortbestaan van mijn bewustzijn, en dus van mijzelf.

maandag 16 juli 2012

Op Mars zijn mensen aliens 38

Toen ik, enigszins opgeknapt, na tien dagen de kassen bezocht, schrok ik heel erg. Het is niet bij die ene plant gebleven. In de oostelijke kas is een groot aantal planten aangetast. Blijkbaar heerst daar een of andere bacterie- of schimmelziekte. Maar ik ben geoloog, geen bioloog. De deskundigen op aarde konden me ook niet helpen. Volgens hen is dit onmogelijk. Op de eerste plaats is de combinatie van planten in de kassen zo uitgezocht, dat als er met de ene soort iets gebeurt, de andere soorten daar geen last van zouden mogen hebben. De soorten zijn geoptimaliseerd op diversiteit, verzekert men mij. Waar de ene misschien gevoelig is voor bepaalde invloeden, is de andere daar tegen gehard, en omgekeerd. En martiaanse organismen zouden hier al helemaal geen rol in mogen spelen. Op de eerste plaats omdat ze er niet zijn, en op de tweede plaats omdat, als ze er wel mochten zijn, ze niet zijn aangepast aan aards leven, en dat dan ook niet zouden kunnen aantasten.
En toch gebeurt het. Wat het is dat er gebeurt, ik weet het niet. Ik mis de deskundigheid, en ik beschik ook niet over de faciliteiten voor een diepgaand biologisch onderzoek, om de aardse deskundigen ter wille te zijn. Ik heb de aangetaste planten meteen verwijderd, maar ik vrees het ergste voor de overblijvende planten in de oostelijke kas. Planten van allerlei soorten beginnen te verschrompelen en te verdorren. In de westelijke kas zien de planten er nog gaaf uit. Maar nou moet ik zorgen dat die niet ook worden aangetast. Op advies van de deskundigen trek ik nu iedere keer mijn marspak aan als ik de kassen binnenga, en ik ontsmet het pak voordat ik het uittrek. Ik heb ook meteen de luchtfilters vervangen. Met een van de twee kassen kan ik nog wel overleven, maar ik moet er niet aan denken dat mijn planten allemaal worden aangetast. Dat zou mijn dood betekenen, door gebrek aan voedsel, water, en vooral zuurstof.
Wat zich heeft voorgedaan in de oostelijke kas kan ook gebeuren in de westelijke. Totdat die ene plant verdorde, heb ik in beide kassen precies het zelfde gedaan. Ik ben ze binnen gegaan zonder beschermende kleding en ik heb me niet ontsmet voordat ik de andere bezocht. Dus de westelijke kas loopt gevaar, en het zal een hele tijd duren voordat ik kan uitsluiten dat daar ook de planten zullen gaan rotten. Als ik dat al ooit zal kunnen, want ik weet nog steeds niet wat er aan de hand is. En zo lang dat het geval is, moet niet alleen die kas, maar ook ik in quarantaine.
Marit hoeft zich geen zorgen te maken. Zij heeft haar eigen kas bij zich. Ook al zou hier alles verdorren, dan nog kan die haar hier in leven houden. Maar het is de grote vraag of wij wel onderling contact zouden mogen hebben als ze is geland. Als het een besmetting is met het een of andere insect, de een of andere bacterie of schimmel, dan kan ik die overdragen, en ook haar planten besmetten. Totdat we er zeker van kunnen zijn dat dat niet zo is, kunnen we hier alleen maar elektronisch contact hebben, hoe dicht we ook bij elkaar zijn. Ik ben mijn leven niet zeker, maar mag ik het hare ook in de waagschaal stellen? Hoe dan ook, we hebben nog zo'n negen maanden te gaan. Wie weet wat er in die tijd nog allemaal gebeurt.

zaterdag 14 juli 2012

Op Mars zijn mensen aliens 37

Ik voel me niet lekker. Ik weet niet of dat komt door sombere gedachten of door iets wat ik gegeten heb. Het kan ook dat het door het dag- en nachtritme hier komt. De dag op Mars is wat langer dan die op aarde, en ik merk dat het moeilijk is om je daar op in te stellen. Weliswaar is het ritme van onze inwendige klok ingesteld op 25 uur, maar daarbij is rekening gehouden dat het iedere dag weer wordt bijgesteld door het dag- en nachtritme van de aarde. Hier gebeurt die bijstelling minder, en loop je langzaam uit de pas met het martiaanse ritme. Soms ben ik zo moe dat ik midden op de dag maar in bed kruip. Ik denk dat ik dat nu ook maar doe.
En toen werd ik echt ziek. Dikke keel, hoofdpijn, algehele zwakte. Een griepje, zou je zeggen. Maar griep komt door virussen. En waar op Mars zou ik een griepvirus hebben kunnen oppikken? Er zijn hier helaas geen mensen meer die mij zouden kunnen besmetten. Maar wat doe je als je ziek bent? Je gaat naar bed. Daar werd ik niet echt beter van. Ik kreeg bijna ontstelpbare neusbloedingen en hoge koorts. De aardse artsen schreven me pillen voor. Koortsonderdrukkers en antibiotica. Die hielpen niet. Mijn conditie werd er niet beter op. Ik kwam alleen nog mijn bed uit om naar het toilet te gaan, en voor een glas water, af en toe. De artsen schreven andere pillen voor. Maar ik was nauwelijks nog in staat om de juiste pillen op te zoeken in mijn medicijnvoorraad. Ik werd steeds zwakker. Uiteindelijk viel ik in een diepe slaap.
Hoe lang ik heb geslapen weet ik niet. Maar toen ik wakker werd, voelde ik me beter. Ik was wel nog slap, maar niet meer zo ziek. Aan het eind van de dag ben ik onder de douche gegaan en heb een schone piama aangetrokken. Ik ben toen maar op een van de schone bedden, bedoeld voor mijn reisgenoten gaan liggen. En weer viel ik in slaap. Het kostte me twee dagen voor ik me weer in staat voelde me aan te kleden. En toen moest ik de vuile was opruimen en schoonmaken. Gelukkig lag er nog wat eten in de koeling. En toen duurde het nog twee dagen voordat ik me fit genoeg voelde om het verblijf weer en beetje op orde te brengen. Ik ben in ieder geval aan het genezen. Waarschijnlijk was het toch de een of andere aardse ziekte die hier kans heeft gezien om zich te verstoppen totdat hij mij kon pakken. Misschien wel in mijn eigen lijf. Blijkbaar ben ik toch enigszins verzwakt geraakt, waardoor een virus of bacterie zijn kans kon grijpen..

Op Mars zijn mensen aliens 36

Ik bezoek iedere dag de beide kassen, de oostelijke en de westelijke. Een paar dagen geleden merkte ik dat een van de planten in de oostelijke kas gele blaadjes begin te krijgen. Wat voor plant? Dat valt eigenlijk niet te zeggen, omdat alle planten in mijn kas genetisch gemanipuleerd zijn om ze aan de omstandigheden hier aan te passen. Sommige van die marsplanten lijken helemaal niet meer op aardse planten. Dit was een soort tomaat, zal ik maar zeggen. Die gele blaadjes vallen nogal op omdat de planten hier zo donkergroen zijn door de lagere intensiteit van het zonlicht, vergeleken met dat van de aarde. Vandaag zag ik dat het merendeel van de bladeren van die plant zijn verkleurd. Het ziet er niet gezond uit. Sommige bladeren beginnen al bruin te worden en te verschrompelen. Kent Mars ook een herfstseizoen? Hoe dan ook, de planten hier zouden altijd groene planten moeten zijn. Ik kan het niet een seizoen lang zonder planten stellen. Ik heb die plant meteen uitgerukt en buiten gesmeten. Nou ligt daar een aardse plant op het dorre, droge en koude marsoppervlak.
Door die plant te verwijderen, heb ik eigenlijk het marsoppervlak vervuild. Ik heb er iets op gegooid dat daar totaal niet thuishoort. Mars heeft geen planten. Volgens velen is Mars een totaal levenloze planeet. Tenminste, voor zover bekend. Er zijn eerder automatische marslaboratoria geland, en die hebben geprobeerd om leven te vinden op Mars. Ze hebben monsters van de marsbodem in aanraking gebracht met voedingsstoffen, in een atmosfeer en met een temperatuur en een vochtigheid die op aarde sporen van leven zou doen ontkiemen. En dat heeft niets opgeleverd. De onderzoekers hebben geconcludeerd dat het oppervlak van de planeet te koud is, en te zeer bloot staat aan de ultraviolette straling van de zon, om leven mogelijk te maken.
Maar Mars was in vroegere tijden duidelijk warmer en natter, waarschijnlijk ook met een dichtere atmosfeer dan nu. Ook nu nog zijn er overal sporen van stromend water te zien, uitgesleten rivierbeddingen en aanslibsels. De omstandigheden voor het ontstaan van leven waren toen waarschijnlijk veel gunstiger. Als er ooit leven is geweest op de planeet, zou het zich dan niet toch ergens hebben kunnen handhaven, al is het maar in de vorm van sporen, op een plek die beter beschermd is dan het open oppervlak? Zouden er niet toch ergens nog microscopische deeltjes kunnen bevinden, niet dood, maar ook niet levend, bijvoorbeeld in die grot die ik heb ontdekt? En zouden die deeltjes in de juiste omstandigheden niet weer kunnen ontkiemen? Wat zou er dan gebeuren? Hoe zou het leven van Mars zich verdragen met het aardse leven?
Ik leef in een wereld die ik nauwelijks ken. Er zijn hier mogelijkheden waar ik nooit aan zou hebben gedacht, en waarschijnlijk ook gevaren die niet in mijn gedachten zouden opkomen. Ik ben hier om deze wereld te ontdekken, maar ik doe dat niet aan de andere kant van een microscoop, maar terwijl ik er midden in sta. Dan loop ik de kans dat sommige ontdekkingen wat laat komen. Maar hopelijk niet te laat. Het is geen zaak van voortdurend over je schouder kijken. De gevaren van Mars zijn waarschijnlijk onzichtbaar. Maar je kunt niets uitsluiten. En dat doet je gemoedsrust geen goed.

vrijdag 13 juli 2012

Op Mars zijn mensen aliens 35

Marit is vertrokken. Haar voertuig heeft de baan van de aarde verlaten. Over bijna tien maanden zal ze op Mars landen. Er wacht haar een lange, eenzame tijd. Maar ik zal zo vaak als mogelijk contact met haar opnemen, om die eenzaamheid wat te verlichten, en om haar voor te bereiden op haar nieuwe woonplaats en op het leven dat ze hier zal leiden. Natuurlijk heeft ze de training doorlopen, maar er zijn toch nog allerlei dingen die je bij die training niet leert. Je weet niet hoe je emotioneel gaat reageren op je nieuwe omgeving, en de omstandigheden die daar heersen. Dat wist ik ook niet, en het heeft mij een behoorlijke tijd gekost om me daaraan enigszins aan te passen. Hoe je dat moet doen, kunnen ze je op aarde niet leren.
Ik ben terug gegaan naar de grot die ik ontdekt had. Ik heb hem opgemeten en doorzocht. Het is een holte in het gesteente van ongeveer tien meter diep, zes meter breed en vier meter hoog, met een min of meer ronde opening van drie meter doorsnede. Hij moet op de een of andere manier zijn ontstaan door een waterstroom, lang geleden. Er is in ieder geval geen spoor van vulkanisme in te ontdekken. Maar als er ooit een waterstroom doorheen heeft gelopen, is daar nu ook niets meer van te bekennen. Ik denk dat de toevoeropening is ingestort of dichtgeslibd. En ijs of water is er niet meer te vinden. Wat niet wegneemt, dat er onder het zand wel ijslagen kunnen liggen.
Die grot zou een mooi verblijf voor ons kunnen worden, als we hem luchtdicht kunnen afsluiten. Hij is een stuk groter dan mijn huidige verblijf. Ik zou onderdelen van de verblijfsmodule kunnen gebruiken om de opening af te sluiten. Maar dat is nogal wat werk, en waar moet ik in die tijd verblijven? Dat wil vooral zeggen: "waar moet ik in die tijd mijn zuurstof vandaan halen?" We zouden ook Marits landingsmodule als toegang kunnen gebruiken. We moeten dan de opening van de grot wat vergroten en die module er in schuiven. En dan rondom dichtmaken met klei en zand. Dan hebben we meteen een luchtsluis. Maar dan moeten er niet nog ergens verborgen openingen zijn. Het verslepen van de module hoeft niet al te moeilijk te zijn. We kunnen de marskar daarvoor gebruiken, en met zijn tweeën krijgen we hem wel op zijn plaats in de grot. De zwaartekracht van Mars is gelukkig heel wat minder dan die van de aarde. Zo'n grotwoning zou een ideaal marsverblijf zijn, comfortabel en veilig, veiliger dan mijn huidige verblijf.

donderdag 12 juli 2012

Op Mars zijn mensen aliens 34

Inhoudsopgave
Hoofdstuk 5. Harry
Het hoeft niet meer. Vandaag kwam het bericht dat Marit hierheen komt. Ze heeft zich vrijwillig gemeld toen ze hoorde van de beslissing dat ik een metgezel kon krijgen. ESA is bang dat ik het ondanks alle training toch niet red, hier in mijn eentje. Men heeft voldoende geld bij elkaar geschraapt voor een tweede bemande vlucht, al was het deze keer maar voor één persoon. En men heeft een vrijwilliger gevonden die de rest van haar leven op Mars wil slijten. Niet zomaar een vrijwilliger, maar niemand minder dan mijn vriendin. Nooit had ik hierop durven hopen. Nu kunnen we hier samen oud worden. Er zijn weinig mensen die kunnen zeggen dat ze een hele planeet als grafmonument zullen krijgen.
Ook voor Marit is er nu geen weg terug. Ik had nooit kunnen denken dat dit zou gaan gebeuren. En dat Marit ermee zou instemmen vind ik compleet onvoorstelbaar. Ze heeft niet mijn temperament, mijn behoefte aan rust en bespiegeling. Altijd had ze mensen om zich heen. Overal was er wel iemand in haar geïnteresseerd. En nu ben ik de enige die overblijft. Het heeft geen zin me af te vragen of ik haar dat wel kan aandoen. Ik heb geen keus. En zij heeft geen keus. Nu niet meer. Voor de rest van ons leven zij we op elkaar aangewezen, totdat de dood ons scheidt.
Het ging juist zo goed met de computersimulatie. Ik heb een doorbraak bereikt waardoor ik me geen zorgen meer hoef te maken over de natuurlijke toon van de conversatie. Dank zij een stel variabelen die een stemming uitdrukken kan het gesprek nu vanzelf een bepaalde ondertoon krijgen. Ik kan het woedend laten klinken, of tevreden, of verliefd, afhankelijk van hoe de persoon die spreekt zich voelt. En dat niet alleen qua toon, maar ook qua woordkeuze. Dit is als het ware de sluitsteen van het hele project, al moeten er wel nog wat losse eindjes worden afgebonden. Maar een echte persoon met eigen inbreng en echte stemmingen is natuurlijk oneindig veel beter. Zeker als die persoon Marit is.
Ik denk dat ik hier toch het een en ander moet gaan verbouwen. Als je elkaars enige gezelschap bent, heb je privacy nodig. Vierentwintig uur per dag op elkaars lip zitten, dat houdt geen mens vol. Ik moet zorgen dat Marit zich van tijd tot tijd kan terugtrekken, en zich met haar eigen besognes kan bezig houden. We moeten ook taken gaan verdelen. Ieder moet zijn eigen verantwoordelijkheden hebben, en de ander moet die respecteren, of die het er nou mee eens is of niet. We kunnen ons hier geen voortdurende ruzies permitteren. En ik moet natuurlijk ook zorgen dat hier alles optimaal functioneert. Twee personen vormen natuurlijk een zwaardere belasting voor life support dan een.

woensdag 11 juli 2012

Op Mars zijn mensen aliens - inhoudsopgave


  1. Karl vertelt hoe hij met zijn ruimteschip met drie opvarenden heeft na tien maanden Mars bereikt, met het doel om astronauten die daar al eerder zijn geland terug te brengen naar de aarde.
  2. Harry vertelt hoe hij op Mars is gearriveerd en hoe hij zijn twee metgezellen daar is verloren.
  3. Harry stopt een mens in de computer.
  4. Marit toont haar kant van de zaak.
  5. Harry komt op Mars in de problemen.
  6. Wat doe je als je, zoals Harry, geen alternatieven meer hebt?
  7. Karl keert onverrichterzake terug.
  8. Dick Allen, coördinator van het marsproject, ziet zijn love baby sneuvelen. 
  9. We treffen Marit aan op een onverwachte plek.

Op Mars zijn mensen aliens 33

Waarmee zijn de belangen van Harry het beste gediend? Ik denk met een compagnon ter plaatse. Iemand om overleg mee te plegen, iemand om ideeën op uit te proberen. Iemand die hem in de gaten houdt, en niet schroomt om hem te bekritiseren als hij uit de rails dreigt te lopen. Dat zijn allemaal zaken die moeilijk van hieruit zijn uit te voeren. Een echte compagnon kan alleen maar ter plaatse zijn. Een echte compagnon moet zien wat daar gebeurt, om daar direct vanuit zijn eigen ervaring op te kunnen reageren. Ik heb het er met Dick over gehad, in een van de voorbesprekingen voor de Marsmanifestatie, en hij vertelde dat het marsteam er ook zo over dacht, en dat NASA bereid was een nieuwe vlucht naar Mars op touw te zetten. Men is ervan overtuigd dat een team van twee personen op Mars veel beter zou functioneren dan een man alleen. Nog afgezien van de vraag af je zo'n man op Mars alleen mag laten zonder hoop op gezelschap tot aan zijn eenzame dood. En daarom is er een budget beschikbaar gesteld voor een eenpersoonsvlucht.
En dan nadert de Marsdag, de dag waarop ik tot ambassadeur zal worden benoemd. Ik mag in mijn acceptatiespeech aankondigen dat er weer een bemande marsvlucht zal gaan plaatsvinden. En ik zal dan ook een oproep doen voor vrijwilligers voor die vlucht. In mijn functie van ambassadeur mag ik tevens de prijs uitreiken van de prijsvraag die in enkele kranten en via het internet is gepubliceerd. Men hoopt daarmee ook de belangstelling voor het Marsproject te peilen. En zo'n prijsuitreiking levert ook zelf weer publiciteit op. Nog veertien dagen, dan is het zover.
Dit is mijn acceptatiespeech:
Het is voor mij een grote eer om te worden benoemd als ambassadeur. Ik heb geen diplomatieke opleiding en ik heb geen ervaring in de diplomatieke dienst. Toch denk ik dat ik de aangewezen persoon ben om Mars hier op aarde te vertegenwoordigen. Mijn band met Mars is niet alleen functioneel, maar ook emotioneel. Ik denk dat ik een heel speciale relatie heb met de enige bewoner van die planeet, en ik ben zeer gemotiveerd om zijn belangen hier op aarde te verdedigen.
Dames en heren, jongens en meisjes, van harte welkom. Ik ben blij dat jullie allemaal hierheen zijn gekomen om jullie belangstelling te tonen voor onze broederplaneet, en wat daar plaats vindt. De mensheid probeert daar vaste voet aan de grond te krijgen. Zoals Columbus ooit op weg ging om nieuwe gebieden op aarde te ontsluiten, zo zijn wij op weg gegaan om een planeet te ontsluiten. Nieuwe werelden voor de mensheid bereikbaar maken is niet gemakkelijk. We hebben allemaal gehoord van de tegenslagen die de pioniers op Mars hebben ondervonden. Maar de eerste stap is gezet. En er zullen nog veel meer volgen. Ik denk dat het voor de mensheid van het grootste belang is om zich daar permanent te vestigen. En daarom ben ik blij om u de volgende stap te mogen aankondigen: er zal binnen een jaar een nieuwe missie naar Mars volgen. De eenzame vertegenwoordiger van de mensheid daar zal gezelschap krijgen van iemand die volgend jaar vanaf de aarde zal vertrekken.
Ik doe bij deze een oproep voor vrijwilligers die bereid zijn de rest van hun leven op een andere planeet te slijten, om daar, samen met mijn vriend Harry, nieuwe kennis op te doen over die planeet en de mogelijkheden voor mensen daar, en zo een begin te maken met de kolonisatie van Mars. Ik kan me voorstellen dat de meeste mensen niet bereid zijn om voor altijd afscheid te nemen van het leven op aarde, maar NASA is ervan overtuigd dat er toch mensen zijn die gemotiveerd en trots zullen zijn om deel te nemen aan een dergelijk project. Ik open bij deze de inschrijving hiervoor en ik bied u meteen een eerste kandidaat aan: mezelf. Bij deze stel ik me beschikbaar voor de missie naar Mars. Een paar maanden geleden had ik me niet kunnen voorstellen dat ik dit zou doen, maar nu ik me echt in het project heb verdiept, heb ik het gevoel dat ik daar meer voor dat project en voor mezelf kan betekenen dan hier op aarde.

dinsdag 10 juli 2012

Op Mars zijn mensen aliens 32


Het gaat door. NASA vindt het een goed idee. Er is ook al een datum: 14 maart. Op die dag zal ik officieel tot marsambassadeur worden benoemd. Er zullen activiteiten komen als een Tv-uitzending vanaf Mars, verzorgd door Harry, een tentoonstelling over Mars, met belangrijke gebeurtenissen, zoals de "ontdekking" van kanalen op Mars door Schiaparelli, en boeken en films over Mars. Wat dat betreft kunnen we putten uit meer dan twee eeuwen feit en fictie. De media zullen ook een bijdrage leveren, en er is al een begin gemaakt met een speciale website. Het ziet er naar uit dat we Mars weer een beetje op de kaart kunnen zetten, na de negatieve berichten over de dood van Harry's compagnons.
Nu moet ik me gaan voorbereiden op de grote dag. Ik moet me niet alleen op de hoogte stellen van de evenementen die er dan komen, ik moet me ook wat meer richten op Mars, de planeet zelf. Want tot nu toe is Mars voor mij niet meer dan een aanhangsel geweest van Harry. Mars was belangrijk omdat Harry voor mij belangrijk was. Maar nu moet Mars ook beklangrijk worden uit zichzelf. Een ambassadeur moet natuurlijk op de hoogte zijn van alles wat te maken heeft met wat zij vertegenwoordigt. En daarbij gaat het niet op de eerste plaats over de geologie van Mars en zijn plaats in het zonnestelsel, maar ook over hoe mensen in de loop van de tijd tegen de planeet aan hebben gekeken. Ik had ooit wel "War of the worlds" van H.G. Wells gelezen. Maar nu ben ik ook "De Martiaanse kronieken" van Ray Bradbury en "We can remember it for you wholesale" van Philip K. Dick gaan lezen. Van de eindeloze Barsoom-serie van Edgar Rice Burroughs heb ik tot nu toe alleen "Thuvia van Mars" gelezen. In het licht van de huidige kennis doen die boeken gedateerd aan, maar ze zeggen wel wat over de fascinatie van mensen met Mars.
Op de een of andere manier was Mars steeds zowel een bedreiging als een voorbeeld. Wetenschap en technologie zouden op Mars veel verder ontwikkeld zijn dan op aarde. Dat idee stamt al uit de 19e eeuw, toen Schiaparelli met zijn kijker kanalen dacht te zien op Mars. Die kanalen kwamen niet uit de lucht vallen. In die tijd, de tijd van de industriële revolutie in Engeland, werden er daar op grote schaal kanalen gegraven om met boten de industriële producten van de fabrieken naar de steden te vervoeren. Kanalen waren "hot", vandaar dat men die toen ook op Mars meende waar te nemen. En later was het niet anders. De marsfascinaties weerspiegelden meer de menselijke fascinaties in hun tijd, dan dat ze werkelijk iets over Mars zelf zeiden. En nu kunnen we ons werkelijk op de hoogte stellen van de stand van zaken op Mars, en daar zelfs een bijdrage aan leveren. Nu nog de daarbij horende fascinatie aanwakkeren.
En nu sta ik voor het vraagstuk: wat doet een ambassadeur? Natuurlijk, een ambassadeur van een land vertegenwoordigt dat land. Hij komt op voor het landsbelang en onderhandelt met andere landen om dat belang veilig te stellen. Daarnaast vormt hij ook de ogen en oren van een land in het buitenland. Hij houdt politieke ontwikkelingen in de gaten en signaleert trends. Allemaal goed en wel, maar hoe zou ik dat hier voor Mars moeten doen? Ik kan me sterk maken voor Harry's belang, maar daar wordt ook al door Dick Allen en zijn mensen voor gezorgd. Ik kan proberen informatie te verzamelen voor Harry, maar hij beschikt ook over een internetverbinding, al heeft die een behoorlijke tijdsvertraging.

maandag 9 juli 2012

Op Mars zijn mensen aliens 31


Zit ik hier Mars op te hemelen en de aarde af te kraken. Maar over verantwoordelijkheid gesproken: ik ben natuurlijk net zo verantwoordelijk voor deze aarde als ieder ander. Als het hier fout gaat, dan komt dat door onze onaangepastheid. Ik denk wel eens dat mensen de aarde niet waard zijn. Misschien moet die aarde de mensen maar uitroeien, zodat een andere diersoort de kans krijgt om intelligentie te ontwikkelen en er iets moois van te maken. Maar hopelijk is het voor ons nog niet te laat. En voor mij zeker niet. Ik denk dat ik me nuttig kan maken door mensen duidelijk te maken wat de aarde zo bijzonder maakt, als je dat bijvoorbeeld vergelijkt met Mars. Ik spreek met enige autoriteit, omdat ik me in Mars heb verdiept. En ik kan heel goed duidelijk maken waarom Mars geen alternatief is, als we onszelf hier op aarde onmogelijk zouden maken.
Zou het niet een goed idee zijn als ik me hier op aarde zou opwerpen als ambassadeur van Mars? Per slot van rekening heb ik er connecties. En ik voel me ook geroepen om de belangen van Mars te verdedigen. Dat wil zeggen: de noodzaak van onderzoek, en de aanwezigheid van mensen daar. Mars is onze buurplaneet en als zodanig onze aandacht waard. En Mars heeft vroeger op de aarde geleken. Maar ik kan dan tevens duidelijk maken waarom we zuinig moeten zijn op onze aarde. Dat is dan misschien niet helemaal overeenkomstig de ambassadeursrol, maar ik denk dat het laten zien van wat er met onze buurplaneet aan de hand is, genoeg aanleiding geeft om ook te laten zien hoe het hier niet moet.
Ik heb mijn idee aan Dick Allen voorgelegd, en die was enthousiast. Het Marsproject kan best wel wat publiciteit gebruiken, en hij vindt dat ik daar ook de goede persoon voor ben. Hij zou het opnemen met zijn superieuren, en bekijken hoe we het verder vorm gaan geven. Misschien moet er een of andere manifestatie worden georganiseerd, een marsdag of zoiets, met allerlei activiteiten die betrekking hebben op mars. Volgens hem is er al een speciale marsmaand, namelijk maart, die naar Mars is genoemd. De manifestatie zou in die maand kunnen plaatsvinden. Er is dan nog een half jaar de tijd om het een en ander te organiseren, dus dat komt goed uit.

zondag 8 juli 2012

Op Mars zijn mensen aliens 30


Ik voel me geobserveerd, maar zelf observeer ik ook. Ik maak een beeld van Harry, van hoe hij is en van hoe de omgeving waarin hij verkeert op hem uitwerkt. Zeker sinds mijn gesprek met Dick Allen ben ik zeer gespitst op veranderingen in Harry's karakter. Dreigt hij inderdaad langzaam maar zeker zijn menselijkheid kwijt te raken? Het is bijna onvoorstelbaar dat de vreemde omgeving, de eenzaamheid en het definitieve karakter daarvan geen invloed op hem zouden hebben. En de vraag is ook wat zijn project nu met hem doet. Het houdt hem bezig, en dat is denk ik wel gunstig. Maar ooit houdt het op. En ik moet niet denken aan de gevolgen als het mislukt.
En ook al mislukt het niet, het zal gevolgen hebben. Ook voor onze relatie. Want Harry heeft dan weer gezelschap. Zelfs als dat een perfecte afbeelding is van mij, ik ben het niet. Ik ben hier, en hij is daar, bij die computer die mij naspeelt. De computer waarmee hij een rechtstreeks gesprek kan voeren, in tegenstelling tot met mij. Die ziet wat hij ziet, hoort wat hij zegt als hij het zegt, die gevoelens kan ontwikkelen en herinneringen kan vormen. Met een persoonlijkheid die, ook al was ze eerst een perfecte kopie, langzaam maar zeker zal veranderen. Anders dan ik verander. Er zullen dan twee Marits zijn, allebei verschillend. Een eeneiïge tweeling, bij de geboorte gescheiden.
Door Harry ben ik ook mijn eigen omgeving anders gaan bezien. De aarde, overvol van mensen, met een natuur die steeds verder wordt aangetast. En de mensen, niet in staat om uit zichzelf te stappen om zichzelf eens kritisch te bekijken. En de politiek die zich naar die mensen richt. De grootste rampen op aarde worden door mensen aangericht. Er zijn geen echte oorlogen meer, met legers die elkaar bevechten. Maar nu vecht iedereen tegen iedereen. Solidariteit is een verouderd begrip geworden. De ene na de andere ooit vreedzame samenleving dreigt te ontploffen. Respect voor andersdenkenden, respect voor kwetsbaren, respect voor grote geesten, respect voor de natuur, het is allemaal verdampt. Veel mensen missen ook alle zelfrespect. Ze laten zich als een kudde voortdrijven door volksmenners. En ze kijken niet waar ze heen gaan. Langzamerhand begin ik me af te vragen wat er nou nog aantrekkelijk is aan het leven op aarde.
Als je met martiaanse ogen naar de aarde kijkt, is die smerig, overwoekerd en in verval. Mars is daarentegen schoon, leeg en stabiel. De aarde wordt overheerst door mensen, terwijl Mars nauwelijks mensen toelaat. Misschien kan Mars ooit een wereld voor mensen worden, maar dat gaat eeuwen duren. Op Mars zijn mensen aliens. Uit alles wordt duidelijk dat ze daar niet horen, en om er voet aan de grond te houden is een voortdurende strijd. Mensen tellen niet op Mars, hun gedoe maakt geen verschil, en de enige aan wie je verantwoordelijkheid schuldig bent, ben jezelf.

zaterdag 7 juli 2012

Op Mars zijn mensen aliens 29


Ik weet niet wat ik er van moet denken. Ik ken Harry toch anders dan Dick hem kent, en ik moet zeggen dat er niets mis is met zijn menselijkheid. In tegendeel, sinds hij met zijn computerproject is begonnen, ontwikkelt hij zich tot een kenner van de menselijke natuur, vooral van mijn natuur. Ik heb over meelevendheid van hem niet te klagen, en ik heb niet de indruk dat dat enkel is vanwege zijn project. En het feit dat hij mij heeft gekozen als einddoel van dat project zegt natuurlijk ook wel wat. Maar inderdaad, als het mislukt, wat dan?
De relatie tussen Harry en mij is een vreemde relatie. Het is eigenlijk pas een relatie sinds kort voordat hij vertrok. Harry is een bescheiden mens, eigenlijk te bescheiden. Zelden bereid om iets over zichzelf te vertellen. Maar toen ik hoorde dat hij voor altijd naar Mars wilde vertrekken, was mijn nieuwsgierigheid geprikkeld. Zo'n beslissing is niet iets dat je in een onbewaakt moment doet. Hij heeft daar lang naar toe geleefd. En hij heeft mij er uitgebreid over verteld. Over dat hij vindt dat de mensheid op aarde min of meer is vastgelopen. Over het realiseren van nieuwe mogelijkheden, hoe primitief ook in het begin. Over zelfrealisatie door jezelf een bijna onmogelijke opgave te stellen.
Ik kon het niet allemaal goed volgen. Ik ben te zeer gehecht aan de vertrouwdheid van de aarde, met alle onvolkomenheden die daarbij horen. Ik ben ook niet zo ambitieus. Maar ik ben gefascineerd geraakt door Harry's persoonlijkheid. En die fascinatie is alleen maar toegenomen sinds hij weg is. Die fascinatie was zo groot dat ik heb geprobeerd een kind van hem te krijgen, voor hij vertrok. Dat is helaas niet gelukt. De dokter vertelde me later dat kinderen krijgen op een normale manier voor mij niet is weggelegd. Ik heb Harry daarover maar niets verteld.
En nu probeert Harry een soort kind van mij te maken. Hij heeft mij uitgelegd wat hij van plan is en hoe hij het denkt aan te pakken. Had hij dat maar niet gedaan. Want vanaf dat moment ben ik veranderd. Ik ben naar mezelf gaan kijken om te zien wat Harry ziet. In onze gesprekken heb ik nu steeds in het achterhoofd de vraag hoe ik overkom, en wat voor effect dat zal hebben op mijn computerpersoonlijkheid. Ik ben mezelf niet meer. Mijn spontaniteit is aangetast, ik reageer niet meer vanuit mezelf, maar vanuit een beeld van mezelf. Of liever: een beeld van een beeld. Want bij al onze gesprekken vraag ik me af wat voor beeld die in de computer gaan opleveren.

vrijdag 6 juli 2012

Op Mars zijn mensen aliens 28


Het blijkt dat de NASA zich zorgen maakt over Harry's geestelijk evenwicht. Ze doen er alles aan om hem geestelijk in een goede conditie te houden, en niet alleen omdat hij voor hen een miljardeninvestering vertegenwoordigt. Maar het was niet voor niets dat ze drie mensen naar Mars hebben gestuurd. Drie mensen kunnen elkaar houvast bieden, maar welk houvast heeft een eenling? Ze hebben een stel psychiaters ingezet die dag en nacht standby zijn om Harry in de gaten te houden. Ze richten zich niet rechtstreeks tot hem, maar ze bekijken iedere communicatie, met technici, met onderzoekers, met familie en vrienden. Ja, ook met mij. Voor hen is dit niet alleen werk, maar ook een interessant experiment: hoe goed kan iemand standhouden die volledig is geïsoleerd van fysiek contact met zijn medemensen?
De grote vraag is of je een mens dit mag aandoen. Er is sprake geweest van een poging om Harry terug te halen, maar dat blijkt op dit moment technisch gewoon niet mogelijk. Het is wel mogelijk om een nieuwe expeditie uit te rusten en weer nieuwe mensen naar Mars te sturen, enkele reis, voor onbepaalde tijd. Maar wie wil dat nu nog, nu niet bekend is wat er met Harry's compagnons is gebeurd? Begrijpelijk, dat er zich niet meteen een stoet vrijwilligers aanmeldt, maar wat is het alternatief? Moeten we het risico nemen om Harry op Mars langzaam maar zeker gek te laten worden?
Gisteren had ik een lang gesprek met Dick Allen, de coördinator van het 'man on Mars' project. Hij vertelde me dat er nog geen aanwijzingen zijn dat er iets mis is met Harry, maar alle deskundigen zijn het erover eens dat dat enkel een kwestie is van tijd. Geen mens is in staat zo compleet op zichzelf te leven, zonder enige hoop op direct menselijk contact, en toch volledig mens te blijven. De onvermijdelijke ontmenselijking kan volgens de deskundigen twee kanten op gaan: totale chaos of totale robotisering. In het laatste geval onderdrukt het slachtoffer elke emotie en gaat zich als een soort machine gedragen. Hij identificeert zich dan totaal met wat hij als zijn opdracht ziet en er bestaat voor hem niets anders meer. Liefde, vriendschap, medemenselijkheid spelen dan geen enkele rol meer. Hij is niet meer bereikbaar voor overreding en wantrouwt iedereen die hem wil helpen. Dick vreest dat dat vroeg of laat met Harry zal gaan gebeuren, tenzij hij weer gezelschap krijgt.
Ik vroeg hem wat hij vond van Harry's pogingen om een kopie van mij in de computer te maken, maar hij zei dat dat een kansloze onderneming is. Zoiets is de beste computerwetenschappers op aarde nog niet gelukt met een uitgebreide staf aan specialisten, dus waarom zou dat Harry in zijn eentje wel lukken? Volgens Dick is dit een obsessie, en is het eerder een symptoom van een dreigende ontmenselijking dan een teken van geestelijke gezondheid. Op zichzelf is het goed dat Harry iets heeft om zich mee bezig te houden, maar na de onvermijdelijke mislukking zal hij ongetwijfeld volledig instorten, meent Dick.

donderdag 5 juli 2012

Op Mars zijn mensen aliens 27


Ik vraag me af waarom iemand de rest van zijn leven op een lege, mensonvriendelijke planeet zou willen doorbrengen. Ook van Harry heb ik me dat afgevraagd. Maar van hem dan wel het minste. Niet dat Harry een soort supermens is, iemand die tegen elke tegenslag is opgewassen. Maar hij is wel helemaal zichzelf. Hij laat zich door niemand iets wijs maken. Hij neemt altijd zijn eigen beslissingen. Niet dat hij anderen niet vertrouwt. Nee, hij wil gewoon zelf de verantwoordelijkheid nemen voor wat hij doet. Dus als iemand hem iets voorstelt, dan onderzoekt hij welke factoren daarbij een rol spelen. Hij vraagt door, hij overweegt alternatieven, en dan beslist hij. Meestal zijn zijn beslissingen goed beslissingen. Maar als ze dat niet blijken te zijn, dan zal hij dat alleen zichzelf verwijten.
Als Harry ergens binnenkomt, richten zich vele blikken op hem. Hij straalt wat uit. Hij is nadrukkelijk aanwezig. Hij zoekt geen aandacht, maar krijgt die wel. Zijn uiterlijk draagt daar natuurlijk aan bij. Iets langer dan het gemiddelde, stevig gebouwd. Met ogen die zicht op een diepe innerlijke wereld lijken te bieden. Harry heeft geen behoefte aan aandacht, maar hij is niet asociaal, integendeel. Hij is alleen van niemand afhankelijk. Hij is altijd bereid om mensen te helpen. En als hij zelf hulp accepteert, is dat een vrijwillige keuze, niet iets dat hem door iemand of iets kan worden opgedrongen. Hij is niet perfect, hij maakt fouten. Maar voor hem zijn die fouten zijn fouten, en van niemand anders.
Harry is op een bepaalde manier onaantastbaar. En daar maak je geen vrienden mee. Zulk een geestelijke stabiliteit is op Mars natuurlijk wel een groot voordeel. Maar waarom zou iemand die op aarde zoveel kan bereiken naar Mars willen gaan, om daar de rest van zijn leven in eenzaamheid door te brengen, al is het dan samen met een paar anderen? Ik denk dat het komt omdat hij niets van anderen nodig heeft. Hij wil geen aandacht, hij wil geen macht, hij wil geen rijkdom. Hij bouwt geen rijk. Het enige waar hij aan bouwt, is aan zichzelf. Als hij een uitdaging zoekt, is het niet om bewonderd te worden, maar om er zelf beter van te worden. Het gaat hem om wat hij zelf bereikt, niet om wat anderen hem aanbieden. Maar wat hij heeft, dat wil hij graag met anderen delen. Alleen zijn die anderen daarvoor niet bereid geweest om hem naar Mars te volgen.
Onze verhouding is altijd een losvaste geweest. We vonden elkaar aardig. Maar het woord "relatie" hebben we nooit in de mond genomen. Ik heb zijn onafhankelijkheid altijd gerespecteerd. Ik moest wel. Harry stelt zijn keuzevrijheid op hoge prijs. Hij zou zich nooit met handen en voeten ergens aan binden. Totdat hij besloot naar Mars te gaan. Waarmee hij zijn keuzevrijheid natuurlijk enorm beperkte. Als hij ooit van plan zou zijn geweest om voor mij te kiezen, dan was dat nu voorgoed van de baan. Want de rest van mijn leven doorbrengen op een dorre, kale planeet, ik gruw ervan.

woensdag 4 juli 2012

Op Mars zijn mensen aliens 26

Samenvatting van het voorafgaande: Een team van astronauten arriveert op Mars om mensen die daar voor hen heen zijn gegaan naar de aarde terug te halen. De techniek is inmiddels zover voortgeschreden dat nu mogelijk is wat voorheen niet mogelijk was: mensen naar Mars sturen, en ze ook weer terug halen. Maar op Mars is niemand te vinden.
Flashback: Harry is de enige overblijvende astronaut op Mars. Zijn twee compagnons zijn overleden. Om toch aanspraak te hebben , probeert hij in de computer een replica te maken van de geest van zijn vriendin op aarde, Marit.

Hoofdstuk 4 
Marit
Natuurlijk zijn de omstandigheden ongewoon. Harry zit helemaal alleen op een verre planeet, zonder mogelijkheid om terug te keren naar de aarde. Dat hij daar behoefte heeft aan menselijk gezelschap is heel begrijpelijk. En natuurlijk kunnen berichten van de aarde die behoefte niet goed vervullen. Hoe kun je een goed gesprek houden als het telkens een kwartier duurt voordat je antwoord krijgt? Ik was geroerd toen ik vernam dat hij ging proberen om een computerprogramma te maken waarmee hij echt kon praten. En zeker toen ik hoorde dat hij mij als virtuele gesprekspartner had gekozen. Ik heb nooit geweten dat ik zo belangrijk voor hem was.
De afgelopen tijd heb ik zeer intensief contact met Harry gehad, voor zover dat mogelijk is over de afstand tussen Mars en de aarde. Hij wil natuurlijk alles van mij weten om mij in zijn computer te kunnen inbouwen. Maar tussendoor hebben we het ook uitgebreid over persoonlijke zaken gehad. Harry wil letterlijk alles van mij weten, en ik moet zeggen dat zijn belangstelling me vleit. Nog nooit heb ik zoveel van mezelf aan een man getoond, goede dingen van mezelf en ook dingen waar ik minder trots op ben. En nog nooit heb ik daar zoveel voor terug gekregen, in de vorm van aandacht en medeleven. En dan kun je zeggen: dat heeft hij allemaal nodig voor zijn computerprogramma, maar zo komt het niet over. Hij heeft echt belangstelling voor de dingen die mij bezig houden, en vertelt me ook oprecht hoe hij aankijkt tegen dingen die mijn belangstelling hebben, en hoe hij de problemen waar ik mee worstel zou aanpakken. En wat me nog het meest verwondert: hij kent me beter dan ik had verwacht op grond van de contacten die we hebben gehad voordat hij vertrok.
Harry toont echte belangstelling voor mij en voor wat mij bezig houdt, en ik begin meer en meer belangstelling te krijgen voor hem. Hij schrijft me regelmatig hoe hij zijn verblijf op Mars ervaart. Ik kan me niet goed voorstellen hoe het is om helemaal alleen op zo'n vreemde planeet te zijn, maar dank zij zijn mails begin ik daar toch een klein beetje gevoel voor te krijgen. En ik moet zeggen dat ik hem enorm bewonder. Ik denk niet dat ik het daar had overleefd. Eerlijk gezegd heb ik nooit begrepen waarom hij zich überhaupt voor een dergelijke expeditie heeft aangemeld. Hoe interessant het ook zou zijn, ik denk niet dat ik afscheid zou kunnen nemen van de aarde, ook al is het leven hier bepaald niet ideaal, met alle drukte, vervuiling en geweld waar we hier dagelijks mee te maken hebben. Ik denk dat ik mijn medemensen toch zou missen, hoe dom, lelijk en agressief ze vaak ook zijn.
Maar nog nooit heb ik zo iemand meegemaakt als Harry. Iemand zo helder van geest, zo zelfstandig en zo geïnteresseerd in alles wat er op zijn weg komt. Harry straalt een enorme wijsheid uit. Ik heb dat hier op aarde nooit zo gemerkt, maar sinds ik met hem correspondeer op Mars maakt zijn kijk op de wereld een diepe indruk op mij. Ik ken niet veel mensen met zoveel inzicht, zoveel zelfkennis, zoveel wijsheid. Dat heeft natuurlijk ook te maken met wat hij allemaal heeft meegemaakt. Ik denk dat er maar weinig zijn die zoiets zouden kunnen overleven, en daarbij ook nog geestelijk zo evenwichtig blijven. Maar misschien heb je juist die evenwichtigheid nodig om in die situatie te kunnen overleven.