vrijdag 17 augustus 2012

Op Mars zijn mensen aliens - slot


Toen de robots hier arriveerden was ik hard bezig de vaardigheid van mens zijn met de mensen kwijt te raken. Praten met een computer is een nogal karig substituut voor de onderdompeling in het mensdom die je op aarde ondervindt. Als je je alleen sprekend kunt uitdrukken mis je belangrijke aspecten van menszijn. Je kunt je medemensen niet zien en horen bewegen, niet ruiken, niet horen ademen, niet aanraken, niet om je heen voelen. Praten is uitwisselen, als volleyers die van twee kanten van het net elkaar de bal toespelen. Dat kan heel vriendschappelijk, maar het mist het met elkaar delen van dat wat je meemaakt, het meebeleven van elkaars emoties. Al pratend sta je tegenover elkaar, niet naast elkaar. En dat laatste is precies wat je nodig hebt in de vreemde en wrede omgeving van Mars. Als ik in die twee jaar één ding heb ontdekt is het dat je alleen volwaardig mens kunt zijn met andere mensen.
Wat ik vooral mis, is fysiek contact. De robots zijn niet gemaakt om te knuffelen. Ze weten uiteraard wat het inhoudt. Maar als ze het al proberen, dan heeft het toch niet het effect dat het knuffelen van mensen zou hebben. Blank metaal heeft jammer genoeg weinig knuffelpotentieel, en al onze onderlinge intimiteit is hier alleen maar verbaal.
Zou ik nu naar de aarde terug willen? Ik weet het niet. Het zou in zekere zin ook een vlucht betekenen, een miskenning van alles wat ik hier heb beleefd. Ik heb me hier ontwikkeld tot een ander mens, tot iemand die emotioneel wel een stootje kan hebben enerzijds, en anderzijds tot iemand die toch tot op zekere hoogte ook is vergroeid met deze omgeving. Ik denk dat ik de aarde vreemd zou vinden, en de mensen oppervlakkig en kleinzerig. En vooral erg vol. Mars is de helft kleiner dan de aarde, maar is helemaal leeg. Er valt hier nog enorm veel te beleven. We hebben hier nu vaste voet aan de grond gekregen. We hebben een echte marskolonie gesticht, die kan groeien en zich in allerlei richtingen kan gaan ontwikkelen. En van die ontwikkeling wil ik deel uitmaken. Dus ik denk dat ik er toch voor kies om hier te blijven. De aarde zal er ook nog wel zijn, later, als ik het rustiger aan wil gaan doen.
Ik hoorde dat er op aarde nu robots worden verkocht met een menselijk bewustzijn, waaronder het mijne, en dat van Harry. Kennelijk heeft iemand de software gekopieerd en in die robots ingebouwd. NASA ontkent iedere betrokkenheid. Maar als er ergens vraag naar is, ontstaat er wel een markt op aarde. Het schijnt zelfs al zo te zijn dat een robot bij zijn eigenaar is weggelopen, en toen keurig door de politie daar weer is afgeleverd. De robots hier hebben dat nieuws ook gehoord, en voor hen is het echt alsof hun ziel aan de hoogste bieder wordt verkocht. Op hen komt het over als een soort slavenbestaan. Omdat iemand voor zo'n robot betaald heeft, denkt hij dat hij daar alles mee mag doen wat hij wil. En er zijn tot nu toe nog geen wetten die zulke transacties verbieden. Ik moet zeggen dat ik me toch minder identificeer met kopieën die er van mij zijn gemaakt. Ik ben nog steeds mezelf. En dat geldt voor de meeste mensen van vlees en bloed, heb ik gehoord. Maar de robots grijpt het erg aan. Wie of wat ze zijn is voor hen een erg gevoelig punt. En hun totale rechteloosheid daar heeft hun weerzin tegen de aarde aanzienlijk vergroot. En dat maakt de onderhandelingen er niet gemakkelijker op. Ik hoop dat er gauw wetgeving komt die ook robots als persoon erkent.

donderdag 16 augustus 2012

Op Mars zijn mensen aliens 69


Daarbij komt nog het probleem van de nakomelingen. Hoort het krijgen en het grootbrengen van kinderen niet ook tot wat een mens tot mens maakt? Hoe dan ook, vroeg of laat zullen we hier behoefte hebben aan nachwuchs, aan uitbreiding van de aantallen, zeker als de aarde om steeds meer marsproducten gaat vragen. Nou kan de aarde wel nieuwe robots sturen, maar die zijn dan op de aarde geprogrammeerd. Ze kennen Mars niet, en wat men hier ook vreest, ze denken aards. Wellicht zien ze een onafhankelijk Mars helemaal niet zitten. Zo zou de aarde de gang van zaken op Mars vanaf een afstand kunnen beïnvloeden.
Daarom willen de robots hier eigen productiefaciliteiten. Ze willen als het ware eigen kinderen krijgen die ze zelf kunnen opvoeden. Dat is dus een van de dingen die ze van de aarde willen hebben, in ruil voor de producten die ze van hier naar daar sturen. De aarde hoeft niet een complete robotfabriek hierheen te sturen. Wat de robots willen zijn ontwikkelingsfaciliteiten, werkplaatsen en laboratoria om nieuwe robots te ontwikkelen, misschien zelfs robots die onderling wel seks kunnen hebben. En natuurlijk daarbij alles om hier de grondstoffen daarvoor te winnen en op te werken. Maar dat hebben ze voor de export ook nodig. Het is veel te duur om ruwe ertsen naar de aarde te sturen. Wil de aarde van de producten van Mars profiteren dan zal daar iets tegenover moeten staan, iets dat de invloed van de aarde op Mars aanzienlijk zal verkleinen.
Hoezeer de robots fysiek ook van mij verschillen, ik heb met hen weer het gevoel ergens bij te horen, deel uit te maken van een gemeenschap. Misschien ben ik te snel tevreden, na twee jaar eenzaamheid, maar ik denk dat ze echt om mij geven, en ik om hen. Natuurlijk, zij zijn voor mij ook een soort verzekering tegen de rampen die Harry zijn overkomen. Intellectueel en fysiek kunnen zij me een zekere geborgenheid garanderen. Zij bieden mij een veilig toevluchtsoord op deze vreselijke plek. En ik kan op ze rekenen, want er is hier maar weinig dat een bedreiging voor hen vormt. Door hun aanwezigheid is deze planeet gereduceerd van een moloch die mij dreigde op te slokken tot een werkomgeving, naast de leefomgeving die ik nu samen met de robots hier heb geschapen. Mars is voor mij alleen nog maar de plek waar ik mijn functie uitoefen.

woensdag 15 augustus 2012

Op Mars zijn mensen aliens 68


Het is vreemd om Harry weer terug te zien. En mezelf. Of zien, het is eerder horen. Want als robot lijken zij uiterlijk niet erg op de mensen die ze waren. Maar als je met ze praat, dan herken je ze meteen. Het is vooral vreemd om met iemand te praten die jou zo goed kent als de Marit-robot. Het is dan wel Harry's Marit, maar ze weet alles wat Harry van mij wist, ook de kleinste dingen. Omdat we veel de zelfde herinneringen hebben, hebben we vaak aan een half woord al genoeg. Ik hoef maar een plaats te noemen, en de andere Marit weet wat ik zeggen wil. Dat maakt onze conversatie voor anderen wel wat moeilijk, maar het geeft ons een enorme vrijheid om te zeggen wat we willen, zonder dat de anderen zich daardoor snel geraakt of aangesproken voelen. Maar ondanks alles ervaar ik de andere Marit niet als een stuk van mezelf. Ze is vreemd voor mij, op een manier die ik niet kan omschrijven. Ik herken mezelf in bijna alles wat ze zegt, en toch ben ik het niet. En dat komt niet omdat ze in een mechanisch lijf zit. Ik denk dat er voor een mens nog een aspect van zichzelf is dat voor haarzelf verborgen blijft, maar dat van buiten af gezien verschil maakt. Er zijn ongetwijfeld diepe krochten in je geest waar je bewustzijn niet in doordringt, maar die wel af en toe in je gedrag komen boven drijven. En natuurlijk zijn we ook sinds onze scheiding uit elkaar gegroeid. Enerzijds vanwege de verschillende ervaringen die we sinds die tijd hebben opgedaan, en anderzijds vanwege het feit dat zij een robot is en ik een mens. Dat maakt verschil.
Ik denk dat het lichaam een groot deel van je identiteit bepaalt. Een ander lichaam maakt je tot een ander mens, of beter gezegd: andere persoon, ook al heb je de zelfde geest. Dat geldt niet alleen voor de Marit-robot, maar ook voor de Harry-robot. En dat geldt zeker hier op Mars. Robots zijn hier veel minder kwetsbaar dan mensen. Ze hoeven niet te ademen, ze hoeven niet te eten. Meer dan zonlicht hebben ze niet nodig. En Mars heeft nooit wolken voor de zon. De robots voelen zich hier dus veel beter thuis dan mensen. Wat je kunt bepaalt mede wie je bent. En menselijk zijn is voor een groot deel je kwetsbaar voelen. Robot zijn maakt je minder menselijk, zeker in deze omgeving. Ik weet niet of ik snel voor deze Harry zou vallen, hoe sympathiek ik hem, ook als robot, wel vind. Ik weet zelfs niet of ik hem wel een mens zou durven noemen, ook al ken ik zijn menselijke inborst.
En dat brengt ons op een ander onderwerp: seks. Robots "doen" het niet met elkaar. Ze beschikken daarvoor niet over de instrumenten. Ze zijn niet voor seks ontworpen, omdat hun nakomelingen in fabrieken worden gemaakt. Wat ze van seks weten, stamt nog uit de tijd voordat hun geest in een machine werd ingebouwd. Maar ook robots, tenminste deze robots met een mensenziel, hebben behoefte aan intiem samenzijn. Ik denk dat daar onvoldoende rekening mee is gehouden. De robotlichamen zijn puur functioneel. Maar zo zitten mensen niet in elkaar. Ik vraag me af in hoeverre de constructie van deze robots de ingebouwde psyche niet langzaam maar zeker ontmenselijkt.

dinsdag 14 augustus 2012

Op Mars zijn mensen aliens 67


Nu ik dit allemaal zo schrijf, verwonder ik me er zelf over hoe het klinkt, zo rustig en beheerst. Een jaar geleden was dit me niet gelukt. Toen was ik nog bezig terug te keren van een andere wereld. Een wereld van schimmen en schaduwen. Een wereld van krachten en machten die mij dan weer daarheen, dan weer hierheen wierpen. De eerste tijd op Mars voelde ik me als een drenkeling in een bergstroom, heen en weer gezwiept, over rotsen gesleurd en tegen kanten gesmeten. Maar toen de robots kwamen, was ik grotendeels hersteld. Ze kwamen precies op het juiste moment. Waren ze later gekomen, dan hadden ze hier een ijzig koel beredenerend monster aangetroffen, een zombie zonder emoties, een kille denkmachine zonder enig gevoel. Want dat was ik waar ik mee bezig was: me in mezelf terug te trekken, mezelf te harden tegen de botheid en de bruutheid van een wereld waarin ik niets te zoeken had. Zonder uitzicht, zonder hoop probeerde ik toen onverschilligheid te pareren met onverschilligheid.
De robots hebben me weer mens gemaakt. Het zijn mechanische apparaten met een ziel. En hoewel ze zelf fysiek en emotioneel goed zijn opgewassen tegen deze planeet, herkenden ze mijn problemen, en hebben me geholpen er weer bovenop te komen. Ik had enorm veel geluk dat ik wezens trof met een menselijke inborst, die wisten wat het was om aards te zijn, en kwetsbaar. De robots hebben er voor gezorgd dat ik deze planeet als mijn thuisplaneet kon gaan zien. Dank zij hen kan ik hier leven, dat wil zeggen: zijn wie ik ben en mezelf ontplooien. De robots hebben me geholpen in deze omgeving te passen, niet alleen mentaal, maar ook fysiek, dank zij de hulp die zij me bieden. Zo hebben zij de kassen van het verblijf van Harry uitgemest, schoongemaakt, en hierheen verplaatst, en er nieuwe planten in gezet, die ze hebben gestekt van de planten in mijn kas. Bovendien hebben ze op aarde nieuwe planten besteld. Zo hoef ik nooit meer bang te zijn voor honger, dorst of zuurstofgebrek.
Aan de robots heb ik veel te danken. Maar zelf hebben die robots ook behoeften. En wil de aarde profiteren van de rijkdommen van Mars dan zal ze aan die behoeften tegemoet moeten komen. Ik ben blij dat ik wat dat betreft als ambassadeur iets voor de robots kan terugdoen. Dus hoe zit het, aarde. Zou de Verenigde Naties ons, of als ambassadeur moet ik zeggen: hun, als onafhankelijke staat willen erkennen?

maandag 13 augustus 2012

Op Mars zijn mensen aliens 66


Misschien kun je je voorstellen wat mij overkwam toen ik voor het eerst een robot zag, op Mars. Meer dan twee jaar heb ik hier geleefd zonder enig ander leven op de planeet. Soms waait er wat stof op, maar verder beweegt er niets. Ik stond in mijn marspak voor de ingang van de grot, na een wandeling om in beweging te blijven. En toen stapte er opeens een niet-menselijk wezen op twee benen door het landschap. Ik geloofde dat ik hallucineerde. Maar met de ogen knipperen, de andere kant op kijken en weer terug, mezelf een stomp geven, niets deed dat wezen verdwijnen. Vind je het gek dat ik toen in marsmannetjes geloofde? Eigenlijk was ik niet eens bang. Maar ik dacht wel dat dat mijn einde zou betekenen. Zeker toen het wezen mij opmerkte en naar mij toe kwam. Mars was immers voor mij het symbool van vijandigheid geworden. Het heeft toen wel even geduurd voordat ik het vriendelijke karakter en de aardse herkomst van dat wezen tot me kon laten doordringen.
Het was Bill, een van de jongere astronauten. Althans, het was een robot met zijn ziel, zal ik maar zeggen. Hij begon te zwaaien, maar ik stond verstijfd. Eigenlijk is het vreemd dat hij niet bang was, want hij wist niet dat hij mij daar kon verwachten. En in dat pak zal hij me niet direct als mens hebben herkend. Voor hem zal ik misschien ook wel een marswezen zijn geweest. Ik heb het hem nooit gevraagd. Maar toen hij dichterbij kwam, zag hij dat ik er in ieder geval menselijk uitzag. Hij had toen de anderen al gewaarschuwd. Hij probeerde met gebaren duidelijk te maken wie hij was en waar hij vandaan kwam. Maar dat drong niet erg tot me door. Het heeft even geduurd voordat ik hem durfde uit te nodigen in mijn grot, waar we eindelijk met elkaar konden praten. Want moet je vreemde wezens die je voor het eerst ontmoet op een vreemde planeet zomaar in je huis toelaten? Maar toen later de anderen er ook aankwamen, werd het toch een groot feest.
Gelukkig heeft alles hier al die tijd goed gefunctioneerd. Ik heb mijn kas naast de ingang van de grot staan, en die heeft altijd voldoende voedsel opgeleverd. En als, ondanks de recycling, het water dreigde op te geraken, kon ik vers water vinden achter in de grot. Onder een laag grond ligt daar een ijslaag die nu langzaam smelt. Het is me goed gelukt om de ingang luchtdicht af te sluiten, zodat de zuurstof niet ontsnapte. Misschien vragen jullie je af hoe dat in mijn eentje is gelukt. Bedenk dan dat de aantrekkingskracht van Mars ongeveer een derde is van die op aarde, waardoor het manipuleren van zware voorwerpen een stuk gemakkelijker is. En de marsrover heeft me ook goed geholpen bij het op de plaats brengen van mijn lander. Desondanks was het zwaar werk. Maar het gaf me wat te doen om mijn aandacht af te leiden, in de tijd dat ik nog niet zo met de computer bezig was.


zondag 12 augustus 2012

Op Mars zijn mensen aliens 65

Jezelf blootleggen is een pijnlijk proces. Er zijn veel dingen die je niet van jezelf wilt weten. Maar wil je echt in de computer overleven, dan moet je tot het uiterste gaan. Ik heb de muren doorbroken die ik in mijn eigen geest had opgebouwd. Ik heb mezelf compleet binnenste buiten gekeerd. Ik ben diep in mezelf mijn verborgen angsten tegengekomen. En ik heb die angsten niet alleen in de ogen gekeken, maar ik ben ze met een ontleedmes te lijf gegaan. En toen heb ik ze in de computer weer opgebouwd. Want wat is een mens zonder angsten? Het was hard werken, maar het heeft me veel opgeleverd.
Zelfkennis. Ik heb ontdekt hoe slecht ik mezelf kende. Tijdens de lange trektocht door mijn eigen geest ontdekte ik keer op keer onafgedane zaken. Ik ontmoette leugens, lafheid en verraad in mijn eigen levensgeschiedenis, overdekt met stof en spinnewebben, op afgelegen plaatsen. Verdrongen affaires, smoezen waar ik zelf in ben gaan geloven, onnodige conflicten die me vrienden hebben gekost. En niemand was er bij. Geen enkele reden om de schone schijn op te houden. Er was een overvloed aan tijd, en geen enkel ander tijdverdrijf. Alleen met mezelf en de computer, wat anders kon ik doen dan mezelf diep in de ogen kijken om te ontdekken wat zich daar achter schuil hield?
Maar dan? Wat doe je met de ontdekking dat je niets bijzonders bent? Dat alle fouten die je bij anderen hebt opgemerkt ook door jezelf zijn begaan? Ik had toen natuurlijk van mezelf een heilige kunnen maken. Ik had alle misstappen en zwakheden daar en dan in de computer kunnen corrigeren. Maar dan was ik mezelf niet geweest. Ik heb toen "zo ben ik niet" uit mijn vocabulaire geschrapt. Wat me hielp was het idee dat ik er niet bij zou zijn als anderen er kennis van zouden nemen. Zo kon ik mezelf ertoe aanzetten om alles te laten zoals het was, dus inclusief de onafgedane zaken, de niet tegengesproken leugens en de nog openstaande morele en materiële schulden.
In de maanden dat ik zo intensief met mezelf, mijn innerlijk en die computer bezig was heb ik een heel andere kijk op mezelf en de wereld gekregen. Ik ben veranderd, en het beeld in de computer veranderde mee. Zonder die activiteiten zou ik mijn verstand compleet zijn kwijtgeraakt en waarschijnlijk door iets heel doms zijn omgekomen. Die computer heeft me in leven gehouden. Vandaar dat ik nog steeds hier aanwezig was, toen hier de robots landden. In het begin wist ik niet dat ze er waren, en zij wisten niet dat ik er was, maar ze vonden mij toen ze de planeet begonnen te verkennen. En ik was maar wat blij met hun gezelschap. Maar ik ben wel heel erg geschrokken toen ze zomaar opdoken.

zaterdag 11 augustus 2012

Op Mars zijn mensen aliens 64

Maar robots of geen robots, ze zijn nu "mijn" mensen. Ze hebben me gevraagd om hier ambassadeur van de aarde te worden. Ironisch, niet? Natuurlijk moeten jullie het ook goedvinden, dat ik namens jullie hier ga onderhandelen. Misschien zien jullie niet waarom die robots behoefte zouden hebben aan een ambassadeur. Maar ik denk dat het onvermijdelijk is dat ze zich als een apart volk zijn gaan beschouwen. Ze zijn anders dan jullie. Net zo intelligent, gevoelig en creatief, maar ze zitten toch anders in elkaar. En dat maakt een groot verschil. Het zijn individuen, met eigen belangen, net zoals jullie, maar het valt hun moeilijk om als employees volstrekt loyaal te zijn aan een aards bedrijf. Ze voelen zich Martianen. Hier kunnen ze leven zoals ze zelf willen, zonder met mensen en hun kwetsbaarheid rekening te houden.
En zeg nou zelf, op aarde zijn er kleine landjes als Andorra en San Marino, die zichzelf mogen besturen, hoewel ze dezelfde taal spreken als hun buren, en van de zelfde munt gebruik maken. Waarom zou een groep mensen op een heel andere planeet dan geen zelfbeschikkingsrecht mogen hebben? Mijn advies zou dan ook zijn om de autonomie van Mars te erkennen, en te gaan onderhandelen over diplomatieke betrekkingen en economische uitwisselingsprogramma's. Als de aarde behoefte heeft aan bepaalde mineralen, en wij kunnen die leveren, dan willen we daar ook wat voor terug. En we willen geen inmenging in onze eigen zaken. Het zou voor jullie trouwens heel moeilijk zijn om ons tegen onze zin een bepaald regime op te leggen.
Hoe was het om zo lang alleen te zijn? Ik denk dat dat het ergste is wat je een mens kunt aandoen, contact met andere mensen onmogelijk maken, en geen uitzicht bieden op een einde van die toestand. Achthonderd dagen lang heb ik me dagelijks afgevraagd waarom ik verder moest. En achthonderd dagen lang heb ik steeds het antwoord op die vraag weer uitgesteld tot de volgende dag. Waarvoor leeft een mens? Voor zichzelf? Wat heeft een leven voor zin zonder uitzicht, zonder doel, en zonder medemensen om het mee te delen? Waarvoor leef je nog, als je weet dat de volgende dag precies het zelfde zal zijn als de vorige, en dat je daar niets aan kunt veranderen? Ik heb Nietzsches Ewige Widerkehr aan den lijve ondervonden. Ik heb van dag tot dag geleefd. Ik heb niet vooruit gekeken, ben iedere dag wakker geworden als ik was uitgeslapen, heb de klussen gedaan die nodig waren om in leven te blijven, en ben 's avonds weer gaan slapen.
De enige reden dat ik in die tijd niet in waanzin ben weggezonken is de computer. Dat is een heel verhaal. Het begon ermee dat Harry mij vanuit de computer uitdaagde om mezelf ook in de computer over te brengen. Harry mag in die computer dan wel geen compleet mens zijn, maar hij is wel iets dat dicht in de buurt komt van een vriend om mee te praten. Toen ik ontdekte dat hij naast zichzelf ook nog een geheel eigen versie van mij in de computer had vastgelegd, vond ik dat ik het daar niet bij kon laten zitten. Ik moest het beeld dat hij had geschapen corrigeren. Maar ik had geen idee wat mij te wachten stond.

vrijdag 10 augustus 2012

Op Mars zijn mensen aliens 63


Hoofdstuk 9. Marit
Hallo aarde, hier Marit. Dank zij jullie robots beschik ik nu weer over een verbinding met mijn moederplaneet. Die heb ik twee jaar moeten missen. De zender van mijn ruimteschip is beschadigd toen ik het ingroef, hier in de grot. En jullie hebben, toen jullie spullen van Harry meenamen, ook de apparatuur meegenomen die nodig was voor de verbinding met de aarde. Ik heb hier twee jaar als een kluizenaar geleefd, maar nu heb ik weer gezelschap. Ik kan nu zelfs met mezelf praten.
Voor alle duidelijkheid, ik ben de lijfelijke Marit. Ik ben, nog steeds, een mens van vlees en bloed. Ik ben degene die jullie kenden, alleen twee jaar ouder. Jullie vragen je waarschijnlijk af, hoe ik het die twee jaar heb kunnen volhouden, helemaal alleen op een vreemde planeet. Dat was niet gelukt als ik geen aanspraak had gehad. Maar gelukkig was daar Harry, in mijn computer. Hij is inmiddels nogal veranderd, moet ik zeggen. Dat komt door onze gesprekken. Mijn Harry weet nu meer van me dan de lijfelijke Harry ooit zou hebben geweten, als hij in leven gebleven was.
Maar zelf ben ik ook veranderd. Twee jaar zonder enig fysiek menselijk contact, dat doet wat met je. Ik denk dat ik nu niet meer op aarde zou kunnen aarden. Mensen zouden mij raar vinden. Ik heb gewoonten ontwikkeld die ik op aarde nooit ontwikkeld zou hebben. En ik ben de handigheid in het intermenselijk contact een beetje kwijtgeraakt. De manier waarop ik met "mijn" Harry omga, verschilt nogal van de manier waarop lijfelijke mensen onderling met elkaar omgaan, al kennen ze elkaar nog zo goed. En nu zijn er nu ook de robots, waaronder weer een Harry en een Marit. Natuurlijk zijn die zeer vertrouwd. Maar ze zijn toch anders dan ik, al is het alleen al vanwege het feit dat ze robots zijn, met andere behoeften dan mensen van vlees en bloed. Zij kunnen bijvoorbeeld hier rondlopen zonder marspak aan.

donderdag 9 augustus 2012

Op Mars zijn mensen aliens 62


De marsbewoners vragen nu ook om wapens. Ondanks het feit dat de Verenigde Naties hun onafhankelijkheid hebben erkend zijn ze nu blijkbaar bang dat de aarde troepen zal sturen om ze te onderwerpen. Als dit bekend wordt bij de mensen die zich verzetten tegen de erkenning van Mars als een onafhankelijk gebied, en van de marsbewoners als gelijkberechtigd met mensen, zal dit leiden tot heftige protesten. Veel politici zullen dit zien als een bevestiging van het agressieve karakter van die marsbewoners. Ze vergeten dan voor het gemak maar even dat die marsbewoners tot nu toe over geen enkel wapen beschikken, terwijl er hier op aarde juist tientallen doden per dag vallen door agressievelingen met vuurwapens.
De veiligheidsraad heeft het verzoek om wapens van Mars niet goedgekeurd. Ze zien de noodzaak ervan niet in. Als het gaat om het beslechten van conflicten ter plaatse, heeft de VN daar niets mee te maken, en als het gaat om verdediging tegen aanvallen van de aarde zijn wapens onnodig. Als we om welke reden dan ook al van plan zouden zijn om Mars aan te vallen, kan daar toch niets van terecht komen, simpelweg omdat de aarde het zich niet kan permitteren om een legermacht naar Mars te sturen.
Sindsdien is er niets meer van Mars vernomen. Geen bericht, geen respons op berichten vanaf de aarde, zelfs geen Google zoekopdracht. Helemaal niets. Wil men niets meer met ons te maken hebben of is er op Mars wat gebeurd? Na een paar dagen begonnen sommige mensen, met name mensen die in het marsproject hebben geïnvesteerd, nogal zenuwachtig te worden. Maar wat kunnen we doen? Een 3 mans expeditie sturen, met het risico dat die op Mars in de pan wordt gehakt? Een legermacht sturen die groot genoeg is om Mars te onderwerpen is, zoals gezegd, uitgesloten. We blijven berichten sturen, waaronder nieuwsberichten, in de hoop dat er vroeg of laat weer contact wordt gelegd. Maar niets is zeker. We kunnen alleen maar hopen.

woensdag 8 augustus 2012

Op Mars zijn mensen aliens 61

Naar het er nu naar uitziet zal de handel met Mars zich twee kanten op gaan bewegen. Mars gaat grondstoffen leveren in ruil voor kant en klare aardse producten. Vooral elektronica is veel gevraagd. Maar de marsrobots hebben ook om kassen gevraagd met aardse planten. Die hebben ze niet nodig voor hun voeding of zuurstof, maar hun aardse achtergrond doet hen blijkbaar verlangen naar wat groen in hun omgeving. En misschien ontdekken we zo ook iets over leven op Mars. We zullen ook een biologisch laboratorium sturen, met een robot-bioloog om daar proeven te doen. En daarnaast natuurlijk de benodigde machines en materialen om ertsen op te werken en zuiver metalen te winnen.


Overal op het internet duiken nu sites op die zich richten tegen de erkenning van marsrobots als gelijk aan mensen. Hun slogan is simpel: robots zijn geen mensen. Veel mensen geloven niet dat zulke machines inderdaad over bewustzijn beschikken. Volgens hen missen de robots een ziel. Ze geloven niet dat menselijk bewustzijn kan bestaan in een stuk elektronica. Ze geloven dat daar meer voor nodig is, een soort geestelijke substantie, die niet machinaal te produceren is. Voor hen zijn die robots een soort zombies, die claimen dat ze over een bewustzijn beschikken, maar dat alleen maar simuleren. Te vergelijken met computergames, die doen alsof ze de ware werkelijkheid zijn.
Hoe moet je daarop reageren? De standaardreactie is te zeggen dat als het er uitziet als bewustzijn, het klinkt als bewustzijn en het handelt als bewustzijn, dat je dan geen enkele reden hebt om het geen bewustzijn te noemen. Maar dat wordt niet geaccepteerd. De anti-robotactivisten stellen botweg dat als het niet van vlees en bloed is, het niet menselijk is, en dus ook niet de zelfde rechten mag claimen. Aan hen is de Turing-test niet besteed.
Er is een open internetlink met Mars. De marsbewoners kunnen dus ook kennis nemen van deze sites, en dat doen ze. Gisteren vroeg Harry me nog hoe invloedrijk deze beweging volgens mij is. Ik kon hem niet geruststellen. De politieke en economische situatie op aarde is niet erg stabiel. Er zijn veel werklozen. In zo'n situatie kunnen schimmige politici veel mensen mobiliseren en een hoop onrust veroorzaken. Gelukkig hebben ze niet de zeggenschap over de kernwapens, of over ruimtevaartuigen. Ik kan me niet voorstellen hoe de marsbewoners een bedreiging voor ons kunnen vormen. Of wij voor de marsbewoners. Zij kunnen hooguit weigeren hun delfstoffen te verschepen. Maar het effect ervan zal geen grote invloed hebben op de aardse economie.

dinsdag 7 augustus 2012

Op Mars zijn mensen aliens 60


We zijn nu een half jaar verder. De exploratie van Mars is in volle gang. De robots bestrijken een steeds groter gebied. En er zijn belangrijke mineralen gevonden. Mars blijkt over rijke voorraden coltan te beschikken, en de vraag daarnaar is op aarde zo groot, dat de kosten om die naar de aarde te transporteren er dubbel en dwars zullen worden uitgehaald. De onderhandelingen daarover zijn gestart. Onderhandelingen? Ja, in eerste instantie gingen we ervan uit dat de marsrobots employees waren van NASA, die gewoon opdrachten van de aarde zouden uitvoeren. Maar de robots zelf zijn daar anders over gaan denken. Zij beschouwen zich inmiddels als autochtone marsbewoners, die hun rijkdommen niet zomaar gaan weggeven. Zij wensen zeggenschap te hebben over hun eigen export. Zij wensen zelf de prijs te bepalen. Ze zijn wel bereid om de kosten die zijn gemaakt om hen op Mars te stationeren te vergoeden, maar ze willen zich niet laten voorschrijven welke vergoeding zij krijgen voor hun arbeid.
Zo hebben we geleerd dat die robots dan niet alleen over menselijke intelligentie beschikken, maar dat ze ook een eigenbelang kennen, en de mogelijkheid om een eigen motivatie te ontwikkelen. NASA is doodsbenauwd voor de dreiging van een "eigen soort eerst" van robots op Mars. We hebben het dan niet meer over een conflict als tussen Israeli's en Palestijnen, die, wat ze ook verdeelt, toch allebei tot de zelfde soort behoren. We hebben het dan over een conflict tussen soorten. En daarbij is de mensensoort fysiek het meest kwetsbaar. En het feit dat de onderhandelingen op afstand gevoerd moeten worden maakt het er niet gemakkelijker op. Onze diplomaten doen hun uiterste best om te voorkomen dat Mars zich onafhankelijk gaat verklaren van de aarde. Ze vertrouwen daarbij op de aardse achtergrond van de robots, die immers over een bewustzijn beschikken dat afkomstig is van aardbewoners.
Er zijn mensen die vinden dat we de producten waar we hier schrijnend behoefte aan hebben maar met geweld moeten gaan halen. En natuurlijk zijn er ook politici die daarop inspelen. De aardse samenleving beschikt over de middelen om de marskolonie compleet te vernietigen. We kunnen er raketten met een kernlading op afsturen die er weinig van zullen overlaten. En ze vinden dat als we dat doen daar weinig op tegen is. Het gaat op Mars toch maar om machines, vinden ze, en die hebben we nog zelf gemaakt ook. Als een machine niet goed functioneert, dan probeer je hem te repareren. En als dat niet kan, dan sloop je hem, is hun redenering.
Gelukkig zijn de meeste politici, en de leiding van de NASA, het daar niet mee eens. Op de eerste plaats zou dat bombarderen een behoorlijke kapitaalsvernietiging zijn. Het opzetten van een nieuwe infrastructuur, zeker als dat met mensen zou moeten gebeuren, zou bijna onbetaalbaar worden. En op de laatste plaats, last but not least, zegt men dan, zou het moreel onverantwoord zijn om voor goederen wezens met een menselijk bewustzijn te doden, ook al zijn het dan machines. Trouwens, volgens onze juristen kun je de territoriale aanspraken van de marsbewoners niet zomaar afwijzen.

maandag 6 augustus 2012

Op Mars zijn mensen aliens 59

Robots zullen op Mars veel minder problemen ondervinden dan mensen, omdat ze niet zijn aangewezen op voedsel, water en zuurstof. Ze kunnen gebruik maken van zonne-energie. Ze hoeven geen marspak aan om zich over het oppervlak van de planeet voort te bewegen. En we hoeven ze niet terug te halen, want ze hebben geen natuurlijke binding met de aarde. Mars exploreren met deze tweede generatie robots zal veel goedkoper zijn dan met behulp van mensen, en toch minstens zoveel opleveren. Het klinkt allemaal heel aantrekkelijk, en toch heb ik er een vervelend gevoel bij. Het blijven robots die we dan naar Mars sturen, machines, geen mensen, ook al beschikken ze over menselijke persoonlijkheden. En wat doet een menselijke geest in een machine? Zouden die robots, ondanks het feit dat ze goed aan Mars zijn aangepast, niet toch terug naar de aarde willen?
Na een lange bespreking, bijgewoond door de hoogste NASA-autoriteiten, is er besloten om het marsproject van karakter te veranderen. Het heet nu niet meer "Man on Mars", maar "Exploring Mars", en de mensen die erbij betrokken zijn, zullen op aarde blijven. We gaan dus met robots in zee. De astronauten die we nu al hebben opgeleid, zullen net als Harry hun persoonlijkheid in de computer gaan vastleggen, inclusief hun specifieke deskundigheden, zoals geologie en astronomie. Aan artsen hebben we nu geen behoefte meer. Kapotte robots kunnen vervangen worden door andere met de zelfde persoonlijkheid. Ik heb nog geprobeerd om mijn bedenkingen naar voren te brengen, maar ik kon ze niet voldoende concreet maken om de anderen te overtuigen. Mars zal het domein van de robots worden en mensen zullen er niet meer komen. Tenminste, voorlopig niet.
Vooralsnog wordt het project aan de man gebracht als een wetenschappelijk onderzoek naar de geologie, meteorologie en andere wetenschappelijke aspecten van Mars. Maar waar het vooral om gaat is, simpel gezegd, te onderzoeken hoe we Mars kunnen gebruiken om de aarde er weer bovenop te helpen. De robots zullen op zoek gaan naar delfstoffen waar we op aarde een tekort aan hebben. Andere wetenschappelijke ontdekkingen zijn ook wel interessant, en zullen breed worden uitgemeten in de pers. Maar het gaat toch vooral om die delfstoffen. Mochten de robots die in exploiteerbare hoeveelheden vinden, dan moeten ze installaties gaan bouwen om de waardevolle elementen er uit te halen, om die dan te verschepen naar de aarde.
Maar er is nog een probleem. Een van de motieven achter het "Man on Mars" project was het onderzoeken van de mogelijkheden van een toekomstige kolonisatie van Mars. Het idee was om te kijken in hoeverre Mars verlichting zou kunnen bieden, niet alleen bij de grondstofproblemen, maar ook bij de overbevolking die de aarde teisteren. In hoeverre zouden mensen permanent op Mars kunnen gaan wonen? Deze vraag is nooit als officiële doelstellingen van het project gepubliceerd, maar heeft wel op de achtergrond meegespeeld. En nog steeds zijn de vragen over grondstoffen op Mars en menselijke bewoning ongepubliceerde vragen. Maar nu is het de vraag of we binnen afzienbare tijd wel een antwoord op die vragen zullen krijgen. We werken nu aan de productie van de robots en aan de voorbereidingen voor hun reis naar de planeet. Harry en Marit zullen, in robotvorm, ook naar Mars terugkeren. Hun deelname is heel belangrijk, want zij zijn de enigen die Mars kennen van eigen aanschouwing.

zondag 5 augustus 2012

Op Mars zijn mensen aliens 58

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 8. Dick

Ik ben Dick Allen, coördinator van het “Man on Mars”project. Ik vrees dat ons marsproject als mislukt moet worden beschouwd. Het doel, het verkennen van de mogelijkheden voor menselijke bewoning op Mars, is niet bereikt. Tenzij je natuurlijk uit de gang van zaken nu concludeert dat die mogelijkheden er niet zijn. Maar zover ben ik nog niet. De vraag is nu wel of er ooit nog een nieuwe poging kan worden ondernomen. Na wat er allemaal is gebeurd zal geen verstandig mens voorlopig nog naar Mars willen. En er zullen ook nog maar weinig mensen geld in willen steken.
Het project heeft wel een fraai stuk software opgeleverd in de vorm van Harry's "praatprogramma". Dat blijkt echt te werken. De deskundigen hier zeggen dat dat komt omdat het niet probeert een intelligente computer te creëren, zoals alle onderzoekers hier op aarde probeerden, maar omdat het een duidelijk omschreven doel heeft: het vastleggen van iemands persoonlijkheid in de computer, of liever: het vastleggen van iemand oordeel over zijn persoonlijkheid in de computer. Het is mij niet helemaal duidelijk wat het verschil is. Men vergelijkt het met het vastleggen op film van een goede goocheltruc. Je ziet precies wat er gebeurt, maar niet hoe het gedaan wordt. En zo is het ook met Harry's programma: het legt vast, en laat zien wat het heeft vastgelegd. Maar het verraadt niet het proces dat er achter zit. Het grote verschil met de film is dat het vastleggen doorgaat terwijl het laat zien wat er is vastgelegd. Je kunt de persoon in de computer nieuwe dingen leren door met hem te praten, net zoals je dat kunt met een leerling op school.
Er gaan nu stemmen op die zeggen: we hoeven nu geen mensen meer naar Mars te sturen, met uitgebreide life supportsystemen, en alles wat ze verder nog nodig hebben om zich in leven te houden en gezond te blijven. Waaronder de middelen om naar de aarde terug te keren. Want nu dat technisch mogelijk is, wordt het als onverantwoord beschouwd om die niet ook feitelijk aan de astronauten beschikbaar te stellen. Het zijn vooral deze dingen die het project zo duur maken. En de directie staat onder hoge druk om geld te besparen.
Maar we kunnen nu, in plaats van mensen van vlees en bloed, robots naar Mars sturen waarin de persoonlijkheid van een astronaut is vastgelegd. Die zijn dan net zo nieuwsgierig, intelligent en creatief als een levend mens. Maar ze hebben geen behoefte aan life support en terugkeermogelijkheden. Zo heeft Harry in zijn eentje voor een revolutie in de ruimtevaart gezorgd. De robots die we nu naar andere planeten kunnen sturen zijn dank zij hem niet meer te vergelijken met de domme machines waarmee we dat voorheen deden.

zaterdag 4 augustus 2012

Op Mars zijn mensen aliens 57


Het is een merkwaardige ervaring om tegen een computer te praten als tegen een mens. En ik vraag me ook af hoe het is om als mensengeest in een computer te zitten. Natuurlijk hebben Harry en Marit zich dat ook al afgevraagd. Dit is wat zij ervan zeggen:
Marit. Ik maak nog steeds onderscheid tussen jou en de computer. Voor mij is het alsof ik je aan de telefoon heb, als ik je spreek. Maar aan de andere kant van de lijn is er niet nog een telefoon, die jij vasthoudt, waarin jij praat.
Harry. Nee, ik ben de computer. Ik ben niet ergens anders. De computer staat op tafel, en dat is het zelfde alsof ik hier in een stoel zit. Je spreekt rechtstreeks met mij, en niet via de een of andere verbindingslijn.
M. Ik weet het. Ik hoor je, ik herken je stem, ik herken wat je zegt. Jij bent Harry. Ik praat met je. Maar toch ben je er niet. Die computer, dat is maar een apparaat. Jij bent een mens. Ik kan dat niet rijmen. Laat me alsjeblieft doen alsof jij nog ergens anders bent.
H. Hmmm, ik denk dat het niet zoveel uitmaakt waar ik ben, zo lang ik niet in een mensenlichaam zit.
M. Ja, dat is wat ik me voortdurend afvraag: ben jij menselijk? Wat is een mens zonder lichaam? Hoe zit het met je menselijke behoeften?
H. Ik weet wat menselijke behoeften zijn. Ik weet hoe ze voelen. Maar ik heb ze niet meer. Ik heb geen honger. Ik heb geen slaap. Ik hoef niet zo nodig een borrel. En poepen en piesen, blij dat ik er vanaf ben.
M. Hoe kun je mens zijn zonder menselijke behoeften?
H. Daar hoop ik achter te komen. Trouwens, ik heb toch nog wel behoeften. Behoefte aan afleiding, behoefte aan aanspraak, behoefte aan liefde.
M. Ja, daar moeten we ook over nadenken. Ik weet niet of ik van een computer kan houden.
H. Maar ik ben geen computer! Ik ben een mens, ook al zit ik in een computer.
M. Rustig maar. Ik zei dat ik er over moet nadenken. Wat heb je nodig om mens te zijn? Kun je mens zijn zonder lichaam? Ik bedoel: Je herinnert je natuurlijk wel wat het is om mens te zijn, om een lichaam te hebben, om verliefd te zijn. Maar je bent veranderd. En nu ben je andere herinneringen aan het opbouwen. Verander je niet langzaam maar zeker in iets anders als je niet meer in een mensenlichaam, maar in een computer zit?
H. Praat tegen mij als tegen een mens, en ga dan na hoe dat voelt, na een tijdje.
M. Ja, je mag dan wel als een mens klinken, maar ben je ook menselijk? Eigenlijk moet ik je dat niet vragen. Jij weet alleen hoe je jezelf voelt, maar in hoeverre dat overeen komt met wat de menselijke Harry voelde toen hij nog leefde, dat kun jij niet weten, en dat kan ik ook niet weten. Ik weet niet hoe het voor de lijfelijke Harry was om zichzelf te zijn, en ik weet ook niet hoe het voor jou, de computer-Harry is om jezelf te zijn. Ik kan alleen tegen buitenkanten aankijken, en dan voor mezelf een betekenis geven aan wat ik daar zie en hoor.
H. Ik ga ervan uit dat als iets zich gedraagt als een mens, het ook menselijk is. Je hebt gewoon geen andere maatstaf. Je kunt er allerlei metafysica bij halen, maar ik heb metafysica altijd beschouwd als een stel verhalen om dat wat je gelooft ook geloofwaardig te maken. Ik vraag me dan altijd af: als je zo'n metafysica nodig hebt, wat geloof je dan? Geloof je in metafysica of geloof je in geloof?

vrijdag 3 augustus 2012

Op Mars zijn mensen aliens 56


Rechtstreeks spreken met betrokkenen is natuurlijk veel beter dan het lezen van de logboeken van die betrokkenen. Van tevoren kende ik die betrokkenen niet, dus ik controleer die gesprekken aan de hand van de logboeken. Maar vooralsnog corresponderen de gesprekken en de logboeken goed met elkaar. Op een gegeven moment heb ik besloten om rechtstreeks met de Harry in de computer te gaan praten. Ik wist niet hoe dat moest. Moest ik daarvoor een speciaal programma starten? Als dat zo was, dan kon ik dat programma niet vinden. Maar op een gegeven moment, toen ik alle programma's had gestopt, ben ik gewoon tegen de computer gaan praten. En dat werkte. Harry had gewoon de rol van het besturingssysteem overgenomen. Hij was zelf de computer geworden.
K. Hallo Harry.
H. O, hee hallo. Wie ben jij?
K. Ik ben Karl. Ik ben de leider van de expeditie die erop is uitgezonden om jullie terug naar de aarde te brengen.
H. Kan dat dan?
K. Dat kan. Nu wel. Nieuwe technologie. NASA heeft besloten jullie terug te halen, en daarom ben ik er op uitgestuurd. Maar ik heb jullie niet kunnen vinden.
H. Dat klopt, wat mij betreft.
K. Wat is er gebeurd?
H. Heb je mijn logboek gelezen?
K. Ja, maar daarin staat niet waar je gebleven bent.
H. Ik heb een overdosis medicijnen genomen en ben in een kuil gaan liggen. Mijn lichaam zal nu wel voor het grootste deel zijn gemummificeerd, en door de wind begraven.
K. En Marit?
Marit. Dat weet ik niet. Ik had niet een bepaald plan, toen ik de knop omzette.
K. Dag Marit, ik ben Karl. Wil dat zeggen dat je nog in leven kunt zijn, op Mars?
M. Ik durf het niet uit te sluiten.
K. Maar je hebt niet op onze radio-oproepen gereageerd.
M. Misschien stond mijn radio niet aan. Die heb ik uitgezet om zo intensief mogelijk met mezelf bezig te kunnen zijn. Ik wilde mijn geest in de computer stoppen, mijn geest zoals die op mij overkomt, en niet zoals Harry die zag. Dat vereist de uiterste concentratie. Als je dat doet, kun je daar geen andere dingen bij gebruiken.
K. Maar we zijn je ook nergens tegengekomen. Je vaartuig ook niet, trouwens.
M. Misschien heb ik het wel naar de grot gesleept die Harry heeft ontdekt, en daar ingegraven. Ik weet dat ik daar over nadacht.
K. We zullen nog een paar boodschappen sturen, ook via e-mail. Als de lijfelijke Marit nog haar computer gebruikt, moet ze die toch tegenkomen. En als ze nog in leven is, moeten we een nieuwe expeditie uitrusten om haar terug te halen.
H. En wat gaat er nou verder gebeuren?
K. We proberen er achter te komen wat er precies op Mars is gebeurd. En dat zal bepalen hoe we nou verder gaan.

donderdag 2 augustus 2012

Op Mars zijn mensen aliens 55


Wat was voor Marit het alternatief van zichzelf in de computer stoppen? Eenzaam haar dagen slijten op een vreemde planeet, met de voortdurende angst dat haar middelen om te overleven haar op een gegeven moment in de steek zouden laten, zoals dat ook Harry was overkomen? Zou ze Harry, in zijn computervorm, wel als een volwaardige gesprekspartner accepteren? Zou ze die computer niet beschouwen als een mechanische praatmachine, als een soort computergame, en zich daardoor alleen nog maar eenzamer gaan voelen? Je moet als nuchter mens wel ver heen zijn als je je hart tegen een computer gaat uitstorten. En om dan ook nog eens te gaan overwegen om je eigen persoonlijkheid in de computer vast te leggen, dat ligt niet erg voor de hand.
Maar juist een nuchter mens weet wanneer ze tegen haar grenzen aanloopt. Juist een nuchter mens realiseert zich dat je in een wanhopige situatie zoveel mogelijk opties moet open houden. Mechanisch gezelschap is altijd beter dan geen gezelschap. En een geest, levend in de machine is nog altijd beter dan geen geest, en een lichaam dat ligt te verdrogen in de koude ijle marsatmosfeer. Harry heeft ongetwijfeld vanuit zijn computer op haar ingepraat, en haar duidelijk gemaakt dat ze in twee werelden zou kunnen leven. Jezelf in de computer stoppen betekent nog niet een einde aan je leven maken. Al is het de vraag in hoeverre Marit geloofde dat ze het ook echt zelf was, daar in de computer. Maar ik kwam het volgende transcript tegen:
Marit. Dag Harry.
Harry. Marit? Waar ben je nou? Ik zie je niet.
M. Ik ben waar jij ook bent.
H. .....
M. Ik heb gedaan wat jij wilde.
H. Je hebt jezelf in de computer gestopt?
M. Ja. Ik ben er maanden mee bezig geweest. Het was moeilijk. Ik wilde niet dat jij contact zou hebben met een incomplete versie van mezelf. Dan zou het zijn alsof je met een vreemde praatte. Maar je hebt al die tijd wel met mij gepraat. Met mijn levende zelf. En nu moet je het doen met mijn computerpersoonlijkheid. Ik ben doorgegaan met het bouwen van die persoonlijkheid tot ik echt niet meer wist wat ik nog eraan zou moeten toevoegen. En toen heb ik de knop omgezet. Ik kan alleen maar hopen dat er nu voor jou een duidelijk verband is met mijn levende zelf.
H. Hoe was het?
M. Griezelig, in het begin. Het was of ik tegen een vreemde praatte. Het was ik en toch niet mezelf. De computer vertelde me dingen die alleen jij en ik konden weten. Maar wie het vertelde was niet ikzelf. Een vreemde vertelde mij dingen die geen vreemde kon weten. Het was vreemd om te zien welk beeld van mij jij hebt.
H. Vond je dat het niet klopte?
M. Nee. Ja, het was niet mijn beeld. Maar mijn beeld is natuurlijk niet objectief. Ik denk dat er een essentieel onderscheid is tussen wie je bent voor jezelf en wie je bent voor anderen. Wat jij gemaakt had klopte, maar het klopte ook niet. Het was Marit, maar het was niet mijn Marit. En dan bedoel ik niet dat het de vele nuances miste die je alleen maar ziet als je jezelf ervaart. Het was gewoon anders.
H. Hoe anders?
M. Misschien kun je dat nu zelf beoordelen. Ik heb geprobeerd alles waar ik het niet mee eens was te corrigeren. Maar eigenlijk had ik het van de grond af aan opnieuw moeten opbouwen. Want nou rust mijn beeld op jouw voetstuk. Een vertrouwd beeld op een vreemd voetstuk. En dat wringt. Soms. Maar helaas, ik had gebrek aan tijd en aandacht. Je kunt niet eeuwig doorgaan met jezelf binnenste buiten te keren. Als je zo intensief met jezelf bezig bent, ken je op een gegeven moment jezelf niet meer.
H. Je komt op mij nu heel natuurlijk over.
M. Dank je. Maar dan heb je het over mijn buitenkant.
H. Nee, je binnenkant, daar blijf ik af.
M. Dat is maar goed ook. Hoe kun je vertrouwen hebben in een ander als je geneigd bent die ander in zijn ziel te kijken?
H. Je hebt volkomen gelijk. Ook in een relatie moet je dingen kunnen verzwijgen.
M. Als je geen plek meer hebt om je terug te trekken, zelfs niet in je diepste innerlijk, ben je niemand meer. Dan ben je publiek bezit, en niet meer van jezelf. Dus hoe graag ik ook bij jou wil zijn, er is een grens die je niet mag passeren.

woensdag 1 augustus 2012

Op Mars zijn mensen aliens 54

Interessant is de eerste ontmoeting van Harry en Marit in de computer. Dat was dus toen de levende Marit nog onderweg was naar Mars.
Harry. Dag Marit.
Marit. Ben jij het, Harry?
H. Ik kan niet zeggen: in levenden lijve, maar wel in eigen persoon.
M. Maar waar zijn we? Ik zie niets.
H. Daar is wel wat aan te doen, al zijn het nogal saaie beelden. Ik schakel de camera in.
M. Ja, ik zie wat. Is dat jouw marswoning?
H. Inderdaad. Het spijt me, maar mij kun je niet zien.
M. Waarom niet?
H. Je zou kunnen zeggen dat ik geen gezicht heb. Mijn persoonlijkheid zit nu in een computer.
M. Praat ik nu tegen een computer?
H. Um, nee. Je zit zelf ook in een computer. In de zelfde computer als ik.
M. Maar het voelt helemaal niet alsof ik in een computer zit. Als ik al zou weten hoe dat voelt.
H. Ik denk dat mijn experiment geslaagd is. Je komt op mij heel natuurlijk over.
M. Wat wil je daarmee zeggen?
H. Het is allemaal nogal gecompliceerd. Maar ik moet er nu een einde aan maken.

Gecompliceerd was het zeker. Er waren toen twee versies van Marit. Een gecreëerd door Harry, en een gecreëerd door moeder natuur. Om die twee versies te laten samenvallen zou Marit moeten doen wat Harry had gedaan: haar eigen innerlijk in de computer vastleggen, en daarmee feitelijk Harry's versie corrigeren. Ze zou, met andere woorden, de buitenkant die Harry had geproduceerd, moeten aanvullen met haar eigen binnenkant. Maar of ze dat zou doen was niet zeker. In Harry's opvatting was het de beste oplossing. Zo zou ze niet het risico lopen dat haar zou overkomen wat Harry was overkomen. Maar of Marit dat ook zo zou zien was de grote vraag. Waarom zou ze die computer vertrouwen? Marit beschikte niet over de kennis van Harry met betrekking tot computersoftware, en het daarvan afgeleide vertrouwen dat het mogelijk zou zijn om een goede computerkopie van jezelf te maken.

dinsdag 31 juli 2012

Op Mars zijn mensen aliens 53


En het gesprek gaat nog door. Niet continu – blijkbaar hebben ook computerpersoonlijkheden behoefte aan rustperioden. Maar dag in, dag uit gaan de gesprekken door. En sinds we ook de webcam weer hebben aangesloten, en een microfoon, wordt er ook op ons gereageerd. We kunnen nu Harry en Marit vragen wat er zich op Mars heeft voorgedaan.
Karl. Dag Harry, dag Marit, ik ben Karl. Ik ben gestuurd om jullie op te halen, maar ik heb jullie op Mars niet kunnen vinden. Wat is er gebeurd?
Harry. Toen jullie vertrokken, was mijn lichaam al dood. Maar jullie hebben contact met mij gehad via de computer. Ik moet bekennen dat ik niet alles heb verteld toen jullie onderweg waren. Ik wilde jullie niet voor de voeten lopen. Ik wilde dat jullie eerst op Mars zouden arriveren en gaan onderzoeken wat er gebeurd was. Ik wilde vooral dat jullie aan den lijve zouden ervaren hoe het is, te leven op zo'n vreemde planeet, voordat ik mijn visie zou geven.
K. Je hebt zelfmoord gepleegd?
H. Ja, ik zag geen andere uitweg. Maar daarvoor heb ik mezelf nog ge-upload in de computer van Marit, die toen nog onderweg was. Ik ben tot het laatst toe bezig geweest met het in de computer vastleggen van wat ik weet, geloof, voel en onderga. Of dat goed gelukt is, weet ik niet. Maar ik weet wel dat ik me Harry voel, en dat ik me veel dingen herinner die Harry moeten zijn overkomen voordat hij ze is gaan vastleggen.
K. Is dat alles? Spreek ik nu met een Harry die heeft opgehouden te bestaan?
H. Nee, hoor. Ik zie, voel en bedenk nog dagelijks nieuwe dingen.
K. Je hebt echt het gevoel de levende Harry te zijn, ook al zit je in een computer?
H. Ja, hoor. En ik was doodsbenauwd dat jullie die computer zouden uitzetten. Wat jullie ook feitelijk hebben gedaan.
K. Sorry, maar we moesten hem afkoppelen om hem mee te nemen.
H. Dat begrijp ik. Het is alleen een vreemde gewaarwording om opeens je bewustzijn te verliezen en dan in een ruimteschip weer wakker te worden.




maandag 30 juli 2012

Op Mars zijn mensen aliens 52

Harry moet een tijd lang als een beest hebben geleefd. Dat bleek ook uit zinloze vernielingen in de oostelijke kas. De grote vraag is: hoe heeft hij zich daaraan kunnen ontworstelen? Op de een of andere manier heeft de gedachte aan Marit weer een mens van hem gemaakt. Op een bepaald moment is hij aan zijn project begonnen, en heeft hij zijn dagboek weer opgepakt. Hij heeft zijn situatie onder ogen gezien en vanaf dat moment is hij zijn toekomst gaan plannen. Hij heeft het aangedurfd om de consequenties te trekken uit zijn toestand en er zich zo goed mogelijk aan de kwade situatie aangepast.
Maar tevens heeft hij de opdracht waarmee hij naar Mars is gestuurd naast zich neergelegd. Hij is zich volledig gaan concentreren op zijn werk met de computer, en het onderzoek van Mars is blijven liggen. Misschien was dat wel uit lijfsbehoud. Nu kon hij zich een levende medemens voor ogen stellen, nu had hij nog een band met de mensheid, en daarbuiten, op die kille planeet was hij een Fremdkörper, een indringer, een ongewenst element. Nu ik er zelf ben geweest, kan ik me voorstellen hoe dat was. Mensen op een afstand van lichtminuten, van reismaanden, bieden geen soelaas. Mensen hebben behoefte aan mensen, ook al stellen ze zich op als een kluizenaar. Maar een kluizenaar kan naar wens naar de bewoonde wereld terugkeren. Harry kon dat niet. En als hij zich niet onder de mensen kon begeven, moest hij die mensen dan maar zelf maken.
Als ik naar de opnamen kijk van zijn gesprekken met Marit, is dat wonderwel gelukt. Ik ken Marit niet zo goed, maar op de computer komt ze over als een denkend, voelend, levend mens. En Harry nog meer. Hij weet telkens heel goed duidelijk te maken wat hem beweegt. Bij de computer-Marit is dat meer impliciet. De totale registratie van de gesprekken beslaat honderden megabytes aan transcripties. En het gaat nog door. Harry heeft geprobeerd om de gesprekken ook hoorbaar te maken, met behulp van standaard spraaksoftware. Maar die computerstemmen klinken nogal vlak. Ze missen toch de spanning van de emoties. Ik weet niet of Harry geprobeerd heeft daar nog wat aan te doen, maar als dat zo is, is hij daar niet in geslaagd. Maar als teksten komen de gesprekken heel natuurlijk over.

zondag 29 juli 2012

Op Mars zijn mensen aliens 51

Ik heb het eerder al gehad over de voortdurende dialoog, die er in de computer plaatsvindt. Het is boeiend om die te volgen, maar het vervelende is dat je er telkens midden in valt. Het gaat door, ook als je er geen aandacht aan besteedt, en het was al een hele tijd bezig toen ik er voor het eerst kennis van nam. Ik had graag wat meer context, en daarom ben ik op zoek gegaan naar notities buiten die dialoog om. Die zijn er. Harry heeft een tijd lang een dagboek bijgehouden in de computer, met dagelijkse notities, netjes geordend in maandelijkse mappen, in een verzamelmap, simpelweg "aantekeningen" genoemd. Als je kijkt wat er in die map zit, dan is het eerste dat opvalt dat er twee maanden ontbreken. En die zijn ook nergens anders te vinden.
Wat verder opvalt is dat de notities daarvoor steeds korter worden, en dat ze uiteindelijk ontaarden in een verslag van verrichtingen in telegramstijl, heel anders dan de eerdere notities, die vol stonden met observaties en overdenkingen. Als de stroom aantekeningen dan weer op gang komt, gaan ze niet meer over Mars, maar over Harry's project, het vastleggen van Marits geest in de computer. Het lijkt er op of Harry's denken meer dan twee maanden heeft stilgelegen. En toen het weer op gang kwam, richtte het zich eerst en vooral op zijn computerproject.
Het blijft natuurlijk speculeren, maar ik denk dat Harry een periode van ontmenselijking heeft doorgemaakt. Tim heeft niet voor niets opgemerkt dat Mars een onmenselijke planeet is. En als er op de hele planeet niemand meer is om je een beeld van het menselijke voor te houden, en als bovendien je voortbestaan in gevaar komt, dan gaat het enkel nog om overleven. Dan heb je niets aan menselijkheid, dan heb je niets aan overdenkingen, dan gaat het enkel nog om vechten tegen de bedreiging. En als dat wat je bedreigt ook nog bestaat uit anonieme krachten waarvan je niet weet of, hoe en wanneer ze zullen toeslaan, dan is er alleen nog de angst.

zaterdag 28 juli 2012

Op Mars zijn mensen aliens 50

Hoofdstuk 7. Karl
Na lang aarzelen zijn we toch maar vertrokken. We hebben het marsverblijf binnenste buiten gekeerd en intensief de omgeving afgezocht. Maar langer op Mars blijven zou onverantwoord zijn geweest. We dreigden door onze zuurstofvoorraad heen te geraken. We hebben de planeet moeten verlaten zonder een spoor van Harry of Marit terug te vinden. Ik moet er helaas van uit gaan dat ze niet meer leven. Maar ook hun lichamen hebben we nergens kunnen ontdekken. We hebben ons uiterste best gedaan om ze op te sporen en om vast te stellen wat er hier gebeurd is, maar onze middelen en onze tijd zijn beperkt. Nu moeten we onverrichterzake naar de aarde terugkeren.
Nou ja, niet helemaal onverrichterzake. We hebben allerlei voorwerpen meegenomen om te kunnen vaststellen in hoeverre het koloniseren van Mars in een verre toekomst nog mogelijk en zinvol is. We hebben bodemmonsters, we hebben plantenresten uit de kassen van het marsverblijf, we hebben de computer met notities van Harry. Alles wat ons maar enigszins zou kunnen vertellen wat er hier gebeurd is, alles wat ook maar iets kan zeggen over de leefomstandigheden op Mars, hebben we meegenomen. Op weg naar de aarde hebben we genoeg tijd om te onderzoeken wat we er aan kunnen hebben. Het is alleen jammer dat we die grot niet hebben ontdekt.
Natuurlijk hebben we de plantenresten in een luchtdicht gesealde verpakking gestopt, die we aan de buitenkant hebben ontsmet. We willen niet dat onze plantenkas, waar we de komende tien maanden van afhankelijk zijn voor ons overleven, wordt aangetast. Maar die computer, die zou wel eens interessante aanwijzingen kunnen bevatten. Ik weet niet of het nog wat geworden is met Harry's pogingen om zichzelf er in te vereeuwigen, en ik popel om dat uit te zoeken. Wie weet, kan ik nog gesprekken met hem voeren. En zo niet, dan bevat die computer toch nog een hoop informatie over de omstandigheden op Mars. Informatie, verzameld door een mens, en niet verzameld door machines, die ontworpen zijn door mensen die niet weten wat ze op Mars kunnen verwachten.

vrijdag 27 juli 2012

Op Mars zijn mensen aliens 49


Het is zo ver. Toen ik vanmorgen de westelijke kas inspecteerde, ontdekte ik daar een plant met gele blaadjes. Op de een of andere manier is dat toch wel een opluchting. Nu hoef ik niet de beslissing te nemen om vlak voor Marits aankomst een einde aan mijn leven te maken. Mijn leven zal nu waarschijnlijk al eerder zijn afgelopen.

donderdag 26 juli 2012

Op Mars zijn mensen aliens 48

Ik moet Marit, als ze landt, beschermen regen aantasting van haar leefomgeving. Ik moet zorgen dat dat wat mijn planten aantast, niet in haar plantenkas verzeild raakt. Dat wil zeggen dat ze niet het verblijf mag betreden, of met mij in contact komen. Ik moet, met andere woorden, mijn vriendin zo ver mogelijk van mij vandaan houden, of ik nou dood of levend ben. Maar aan de andere kant moet ik de computer met inhoud onder haar aandacht brengen. Ik kan haar natuurlijk een boodschap sturen, in haar ruimteschip. Maar ik weet wat tien maanden in zo'n blikken bus met je doet. Na zo'n reis is het vijandige landschap van Mars een verademing. Nee, ik wil niet het risico lopen dat ze zichzelf al om zeep brengt voordat ze landt. Dus moet ik voor dat moment de computer buiten zetten, toegang tot het verblijf blokkeren, en een boodschap achterlaten. En natuurlijk ook de weggegooide planten opruimen en de omgeving ontsmetten, maar hoe doe ik dat?
Ik schrik van het gemak waarmee ik me dat allemaal kan voorstellen. Alleen me haar reactie voorstellen, dat kan ik niet. Maar misschien wil ik dat ook wel niet. Het zou allemaal absurd zijn, als het niet zo serieus was. Mijn vriendin komt hierheen om mij gezelschap te houden. Ze heeft daar alles voor opgegeven. Maar als ze eenmaal hier is, mag ze niet met mij in contact komen. Ik kan me nu voorstellen wat Tim bezielde toen hij zei dat Mars een onmenselijke planeet is. Die planeet dwingt mij nu tot onmenselijke handelingen. Is het niet beter om er samen een eind aan te maken, als Marit geland is? Ze zou er, gezien de situatie, zeker mee instemmen. Maar ik mag het daar niet op laten aankomen. Als ze besluit om zich het leven te benemen, dan moet dat voor haar een vrije keuze zijn. En dat is het niet, als ik er nog ben. Ik vraag me serieus af wat ik haar moet toewensen: een snel en pijnloos einde of een eenzaam voortbestaan.
Wat ik in ieder geval kan doen, wat ik moet doen om die eenzaamheid te verlichten, is doorgaan met waar ik mee bezig ben. Of dat voldoende soelaas biedt, dat weet ik niet. Als het lukt, als ik er echt in slaag de essentie van mijn wezen in de computer te vangen, dan nog is het een geest in een computer, en niet een warm, ademend mannenlichaam. In hoeverre wordt je geest bepaald door je lichaam, in hoeverre bepaalt je bewegen, je ademen, het kloppen van je hart, het ondergaan van vermoeidheid en pijn wie je bent? Wat doet het verschil in behoeften, eten en drinken en slapen tegenover electriciteitsvoorziening en koeling met je manier van denken, voelen, ervaren? Kan een geest boven die verschillen uitstijgen? Als je de optredens van iemand als Stephen Hawking ziet, ga je vermoeden dat dat inderdaad zo is. Ik hoop er maar het beste van.

woensdag 25 juli 2012

Op Mars zijn mensen aliens 47


En bij dat alles is Mars de onaangedane toeschouwer. Wat wij ook doen, wat er ook met ons gebeurt, op de planeet heeft dat geen enkel effect. Er gebeurt hier sowieso heel weinig. Soms waait het wat, en zie je stofwervelingen. Ik smacht wel eens naar een echte regenbui. Maar het enige water hier zit als ijs onder de grond. Water is op Mars een delfstof, zo lang je niet naar een van de polen gaat. Mars heeft zijn geheimen. Maar ik vraag me af of we daar ooit achter komen. De mensonvriendelijkheid van Mars is in ieder geval geen geheim. De aarde is vol van leven. En wat leeft dat streeft. Wat leeft, leeft ergens voor, al is het 't eigen zelfbehoud. De aarde heeft een ziel. Maar Mars is een zielloze planeet. Zouden mensen hem ooit kunnen bezielen?
Ik heb een ziel. Mijn ziel, dat is mijn diepste zelf. Veel van wat ik heb, kan ik missen. Veel van wat ik ben, kan ik kwijtraken. Maar ik kan niet zonder ziel. Mensen kunnen zich niet voorstellen er niet meer te zijn, dus voor velen moet er iets zijn dat blijft, ook als je alles kwijt bent. Ik geloof niet in de onsterfelijkheid van de ziel, maar nu ik leef, kan ik mezelf niet zonder ziel denken. Ik ontleen mijn identiteit niet aan wat ik feitelijk ben, maar aan wat ik mezelf toeschrijf. En ik heb een ziel nodig om mezelf te kunnen zijn. Nu sta ik hier tegenover een zielloze planeet. En mijn ziel maakt het verschil. Maar past die ziel ook in een computer?
Is er leven op Mars? Als het er is, dan is het niet iets dat zich druk maakt over een ziel. Er zijn hier geen groene mannetjes, dat durf ik wel te zeggen. Maar verder? Bacteriën? Die zijn hier nooit gevonden, maar wat er met mijn planten is gebeurd kan wel in die richting wijzen. Alleen, hoe weten die marsbacteriën dan hoe ze aardse planten aan moeten pakken? En als ze planten aan kunnen tasten, hoe is het dan met dieren? Met mensen? Op de planeet heb ik altijd een marspak aan. Maar in de kassen had ik dat niet, tot voor kort. En daarin wist die bacterie, als het een marsbacterie is, wel door te dringen.

dinsdag 24 juli 2012

Op Mars zijn mensen aliens 46

Mijn verblijf hier is momenteel een voortdurende strijd tegen de depressie. Maar ik heb mijn eigen methoden. En die omvatten dat computerwerk. Natuurlijk vraag ik me voortdurend af wat ik moet als het mislukt. Ik denk dat de depressie dan definitief toe zal slaan. Maar dat maakt niet uit, want ik maak dan toch een eind aan mijn leven, depressie of geen depressie. Ik heb dus in ieder geval iets om naar uit te zien, hoe deprimerend ook. Ze zeggen dat vooruitzichten helpen tegen depressies. Drank zou ook wel helpen, maar die is hier niet beschikbaar. Misschien moet ik eens een destillatie-apparaat gaan bouwen. Bah, ik word steeds cynischer.
Mijn somberheid heeft ook te maken met de voortgang van mijn project. Het schiet niet op. Dag in, dag uit voer ik de computer nieuwe zinnetjes, en beoordeel de reacties. Maar bij al die reacties herken ik de zinnetjes die ik eerder heb ingevoerd. Er gebeurt niets mee. De computer geeft braaf terug wat ik er in heb gestopt. Als ik daar een denkend, levend mens van moet maken gaat het jaren duren. Ik mis de creativiteit in de machine. Ik mis de intuïtie. Als ik met iemand praat, ben ik geen zinnen aan het construeren. Ik zeg gewoon wat ik te zeggen heb. Ergens in mijn hersens wordt daar een nette zin van gemaakt, en die spreek ik uit. En dan hoor ik hem zelf ook voor het eerst. Soms hoor ik dat ik niet precies zeg wat ik zeggen wil. Dan moet ik mijn zin corrigeren. Maar ook dat gebeurt door die zinnenfabriek. Hoe die precies werkt, dat weet ik niet. En dat wil ik ook niet weten.
Maar wat de computer me nu presenteert, daarin herken ik precies de zinnenfabriek die ik er zelf in heb gestopt. Wat de computer zou moeten doen, is die fabriek uitbreiden en aanvullen. Net als een kind dat leert praten. Zoals dat kind voortbouwt op wat het in zijn genen heeft meegekregen, en steeds complexere zinnen gaat produceren, zo zou de computer moeten voortbouwen op wat ik er in heb gestopt. Maar dat gebeurt niet. Sommigen zullen zeggen dat een computer alleen kan opleveren wat er in is gestopt. Maar dat geldt voor mensen ook. Er bestaat geen bovennatuurlijke weg waarlangs een mens zijn taal ontvangt. Ieder kind maakt zijn eigen taal met wat het bij de geboorte heeft meegekregen, en wat het van zijn ouders te horen krijgt. Waarom zou een computer dat niet ook kunnen? Ik heb hem geprogrammeerd om te ontdekken hoe hij zijn taal kan verbeteren en verfijnen. Als dat proces eenmaal op gang komt, versterkt het zichzelf, als een lawine die met een kleine verschuiving in de sneeuw begint, maar eenmaal op gang niet meer te stoppen is. Als dat proces eenmaal is gestart hoef ik de computer niets meer voor te zeggen. Ik kan gewoon met hem praten, en hij leert daar van. Dat moet nu toch snel gaan gebeuren. Ik heb niet zoveel tijd meer.

maandag 23 juli 2012

Op Mars zijn mensen aliens 45

Vandaag heb ik niets gedaan. Ik begon aan duizend dingen, maar geen heb ik er afgemaakt. Ik zat aan het toetsenbord van de computer en toetste in, wiste uit, toetste in, en wiste weer. Na een uur was er nog niets gebeurd. Ik begon mijn marspak aan te trekken, maar bedacht toen dat het computerproject toch urgenter was dan mijn dagelijkse marswandeling. Dus trok ik het pak weer uit. Toch maar niet terug naar de computer. Gewoon maar nadenken over hoe het nu moest. Denken, denken, denken. Maar niets bleef hangen. Mijn gedachten waren als vlinders. Geen rust, geen visie, geen vastigheid. Waar dacht ik aan? Geen idee. Mijn lunch vergeten. Dan nu maar eten? Geen trek. Misschien moet ik me toch lichamelijk wat inspannen. Marspak weer aan. Naar buiten toe. Rondje om het verblijf. Er moet toch wat gebeuren. Weer naar binnen. Maar wat ik ook doe, niets gebeurt, niets verandert, niets komt er tot stand. Een verloren dag. Maar de deadline schuift niet op. Over negen maanden landt Marit hier.
Ik heb Dick Allen gemaild of het nog mogelijk zou zijn om Marit terug te halen. Dat bleek niet het geval te zijn. Ze is voorbij het point of no return. Ik heb hem ook gevraagd wat hij vindt dat ik moet doen. Hij vindt dat het enige wat ik kan doen is hopen. Dat zegt hij niet zo expliciet. Maar ik weet dat hij mijn computerproject hooguit als een bezigheidstherapie beschouwt. Hij heeft me er al eens op gewezen dat dergelijke projecten op aarde, met een staf van deskundigen, altijd op niets zijn uitgelopen. Ook hij zit met een moeilijk probleem: feitelijk zou het marsproject nu moeten worden afgeblazen. Maar het kan niet netjes worden afgebouwd, omdat de terugkeer vanaf Mars niet mogelijk is. De ruimtevoertuigen kunnen stomweg niet genoeg energie meenemen om ook nog de terugreis te maken. De enig mogelijke uitkomst is dus de landing van Marit, op een planeet zonder mensen. Met hopelijk een computer als een mens-achtige gesprekspartner, maar dat is nog heel onzeker.
Het valt me op dat NASA nu weer probeert om mij een planning van mijn handelingen op te dringen. Toen we pas op Mars waren, kregen we iedere dag een lijst met taken die vervuld moesten worden. Na het overlijden van Dennis en Tim is dat weggevallen. Ik heb toen mijn eigen plan getrokken, in regelmatig overleg met de thuisbasis (die voor mij geen thuis meer is). Maar nu krijg ik weer tijdschema's met opdrachten. Het nut van de meeste van die opdrachten ontgaat me. Vooral van de vaste tijden waarop het toilet zou moeten worden leeggepompt, en de herhaaldelijke controles van de accu's van de marsrover zie ik het belang niet in. En ik moet elke dag naar buiten. Ik denk dat ze me vooral bezig willen houden, om te voorkomen dat ik wegzink in een depressie. Dat is te begrijpen, maar zij weten niet hoe ik me voel. Ik moet zeggen dat hun voorschriften me enorm irriteren. Ik denk dat ik die depressie tot nu toe redelijk op afstand heb weten te houden, maar NASA's voorschriften hebben daar niet aan bijgedragen. In tegendeel.

zondag 22 juli 2012

Op Mars zijn mensen aliens 44

Ik heb het dan wel over "knop omzetten" als ik het heb over mezelf verplaatsen van mijn vleselijke omhulsel naar de computer, maar zo simpel is het natuurlijk niet. Als het al lukt. Voordat de definitieve stap wordt gezet, moet er nog veel gebeuren. Ik moet mezelf onderzoeken en daarbij steeds dieper graven, totdat ik de bodem heb bereikt. Ik denk dat geen mens ooit zover is gegaan met een zelfanalyse. Telkens als ik denk "nu hebben we het wel gehad", moet ik doorgaan, en me afvragen welk feit uit mijn verleden, welk idee dat ik ooit gehad heb, welke emotie die mij heeft bewogen, welk aspect van mijn persoonlijkheid nog niet aan de orde is geweest. En omdat je er nooit zeker van bent dat je ze nu wel allemaal gehad hebt, moet ik doorgaan tot het bittere einde. Pas als langer uitstellen niet meer verantwoord is, pas als nog langer wachten tot de beschreven onoplosbare dilemma's leidt, pas dan kan ik de knop omzetten. En dan nog is er geen enkele zekerheid dat het resultaat is wat het moet zijn.
En dat heeft allemaal zijn uitwerking op mezelf. Want zowel degene die mij in de computer stopt, als degene die uiteindelijk in die computer terecht komt, ben ik zelf. Het is geen neutrale activiteit. Ik ga erdoor veranderen. Iemand die zich zo intensief met zichzelf heeft bezig gehouden is noodzakelijkerwijs iemand anders dan iemand die flierefluitend door het leven gaat. En het is nog maar de vraag of dit een verrijking biedt van mijn leven. Hou ik er niet een gespleten geest aan over, een dualiteit van observeerder en geobserveerde, met een diepe kloof daartussen? Ga ik niet bij alles wat ik bedenk meteen ook bedenken waar het vandaan komt, welk deel van mijn geest er verantwoordelijk voor is? Kan ik überhaupt nog wel tot besluiten komen?
Langzaam voel ik een irritatie opkomen, alsof het over mijn hele lijf begint te jeuken. Waar ben ik mee bezig? Ik zie geen begin en geen einde. Ik weet niet wat te doen. Heeft het überhaupt wel zin? Je kunt er mooi over filosoferen, maar je moet het ook nog doen. Ik heb nog negen maanden de tijd. Korter, als de westkas ook is aangetast. Maar wat is negen maanden? En negen maanden in de tredmolen van een twijfelachtig project, afgesloten door een zelfmoord, wat is dat voor vooruitzicht? Geen tijd meer voor mezelf, of liever, geen tijd meer om iets voor mezelf te doen, alleen nog maar mezelf ontleden, onderdeeltje voor onderdeeltje, totdat er niets meer over is. Werken, werken, werken zonder eind, of met een fataal einde. In gevecht met mezelf. Geen marathonloper die zichzelf ooit zo heeft uitgeput.