Hoofdstuk
9. Marit
Hallo
aarde, hier Marit. Dank zij jullie robots beschik ik nu weer over een
verbinding met mijn moederplaneet. Die heb ik twee jaar moeten
missen. De zender van mijn ruimteschip is beschadigd toen ik het
ingroef, hier in de grot. En jullie hebben, toen jullie spullen van
Harry meenamen, ook de apparatuur meegenomen die nodig was voor de
verbinding met de aarde. Ik heb hier twee jaar als een kluizenaar
geleefd, maar nu heb ik weer gezelschap. Ik kan nu zelfs met mezelf
praten.
Voor
alle duidelijkheid, ik ben de lijfelijke Marit. Ik ben, nog steeds,
een mens van vlees en bloed. Ik ben degene die jullie kenden, alleen
twee jaar ouder. Jullie vragen je waarschijnlijk af, hoe ik het die
twee jaar heb kunnen volhouden, helemaal alleen op een vreemde
planeet. Dat was niet gelukt als ik geen aanspraak had gehad. Maar
gelukkig was daar Harry, in mijn computer. Hij is inmiddels nogal
veranderd, moet ik zeggen. Dat komt door onze gesprekken. Mijn Harry
weet nu meer van me dan de lijfelijke Harry ooit zou hebben geweten,
als hij in leven gebleven was.
Maar
zelf ben ik ook veranderd. Twee jaar zonder enig fysiek menselijk
contact, dat doet wat met je. Ik denk dat ik nu niet meer op aarde
zou kunnen aarden. Mensen zouden mij raar vinden. Ik heb gewoonten
ontwikkeld die ik op aarde nooit ontwikkeld zou hebben. En ik ben de
handigheid in het intermenselijk contact een beetje kwijtgeraakt. De
manier waarop ik met "mijn" Harry omga, verschilt nogal van
de manier waarop lijfelijke mensen onderling met elkaar omgaan, al
kennen ze elkaar nog zo goed. En nu zijn er nu ook de robots,
waaronder weer een Harry en een Marit. Natuurlijk zijn die zeer
vertrouwd. Maar ze zijn toch anders dan ik, al is het alleen al
vanwege het feit dat ze robots zijn, met andere behoeften dan mensen
van vlees en bloed. Zij kunnen bijvoorbeeld hier rondlopen zonder
marspak aan.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten