vrijdag 10 augustus 2012

Op Mars zijn mensen aliens 63


Hoofdstuk 9. Marit
Hallo aarde, hier Marit. Dank zij jullie robots beschik ik nu weer over een verbinding met mijn moederplaneet. Die heb ik twee jaar moeten missen. De zender van mijn ruimteschip is beschadigd toen ik het ingroef, hier in de grot. En jullie hebben, toen jullie spullen van Harry meenamen, ook de apparatuur meegenomen die nodig was voor de verbinding met de aarde. Ik heb hier twee jaar als een kluizenaar geleefd, maar nu heb ik weer gezelschap. Ik kan nu zelfs met mezelf praten.
Voor alle duidelijkheid, ik ben de lijfelijke Marit. Ik ben, nog steeds, een mens van vlees en bloed. Ik ben degene die jullie kenden, alleen twee jaar ouder. Jullie vragen je waarschijnlijk af, hoe ik het die twee jaar heb kunnen volhouden, helemaal alleen op een vreemde planeet. Dat was niet gelukt als ik geen aanspraak had gehad. Maar gelukkig was daar Harry, in mijn computer. Hij is inmiddels nogal veranderd, moet ik zeggen. Dat komt door onze gesprekken. Mijn Harry weet nu meer van me dan de lijfelijke Harry ooit zou hebben geweten, als hij in leven gebleven was.
Maar zelf ben ik ook veranderd. Twee jaar zonder enig fysiek menselijk contact, dat doet wat met je. Ik denk dat ik nu niet meer op aarde zou kunnen aarden. Mensen zouden mij raar vinden. Ik heb gewoonten ontwikkeld die ik op aarde nooit ontwikkeld zou hebben. En ik ben de handigheid in het intermenselijk contact een beetje kwijtgeraakt. De manier waarop ik met "mijn" Harry omga, verschilt nogal van de manier waarop lijfelijke mensen onderling met elkaar omgaan, al kennen ze elkaar nog zo goed. En nu zijn er nu ook de robots, waaronder weer een Harry en een Marit. Natuurlijk zijn die zeer vertrouwd. Maar ze zijn toch anders dan ik, al is het alleen al vanwege het feit dat ze robots zijn, met andere behoeften dan mensen van vlees en bloed. Zij kunnen bijvoorbeeld hier rondlopen zonder marspak aan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten