Het is vreemd om Harry weer terug
te zien. En mezelf. Of zien, het is eerder horen. Want als robot
lijken zij uiterlijk niet erg op de mensen die ze waren. Maar als je
met ze praat, dan herken je ze meteen. Het is vooral vreemd om met
iemand te praten die jou zo goed kent als de Marit-robot. Het is dan
wel Harry's Marit, maar ze weet alles wat Harry van mij wist, ook de
kleinste dingen. Omdat we veel de zelfde herinneringen hebben, hebben
we vaak aan een half woord al genoeg. Ik hoef maar een plaats te
noemen, en de andere Marit weet wat ik zeggen wil. Dat maakt onze
conversatie voor anderen wel wat moeilijk, maar het geeft ons een
enorme vrijheid om te zeggen wat we willen, zonder dat de anderen
zich daardoor snel geraakt of aangesproken voelen. Maar ondanks alles
ervaar ik de andere Marit niet als een stuk van mezelf. Ze is vreemd
voor mij, op een manier die ik niet kan omschrijven. Ik herken mezelf
in bijna alles wat ze zegt, en toch ben ik het niet. En dat komt niet
omdat ze in een mechanisch lijf zit. Ik denk dat er voor een mens nog
een aspect van zichzelf is dat voor haarzelf verborgen blijft, maar
dat van buiten af gezien verschil maakt. Er zijn ongetwijfeld diepe
krochten in je geest waar je bewustzijn niet in doordringt, maar die
wel af en toe in je gedrag komen boven drijven. En natuurlijk zijn we
ook sinds onze scheiding uit elkaar gegroeid. Enerzijds vanwege de
verschillende ervaringen die we sinds die tijd hebben opgedaan, en
anderzijds vanwege het feit dat zij een robot is en ik een mens. Dat
maakt verschil.
Ik denk dat het lichaam een groot
deel van je identiteit bepaalt. Een ander lichaam maakt je tot een
ander mens, of beter gezegd: andere persoon, ook al heb je de zelfde
geest. Dat geldt niet alleen voor de Marit-robot, maar ook voor de
Harry-robot. En dat geldt zeker hier op Mars. Robots zijn hier veel
minder kwetsbaar dan mensen. Ze hoeven niet te ademen, ze hoeven niet
te eten. Meer dan zonlicht hebben ze niet nodig. En Mars heeft nooit
wolken voor de zon. De robots voelen zich hier dus veel beter thuis
dan mensen. Wat je kunt bepaalt mede wie je bent. En menselijk zijn
is voor een groot deel je kwetsbaar voelen. Robot zijn maakt je
minder menselijk, zeker in deze omgeving. Ik weet niet of ik snel
voor deze Harry zou vallen, hoe sympathiek ik hem, ook als robot, wel
vind. Ik weet zelfs niet of ik hem wel een mens zou durven noemen,
ook al ken ik zijn menselijke inborst.
En dat brengt ons op een ander
onderwerp: seks. Robots "doen" het niet met elkaar. Ze
beschikken daarvoor niet over de instrumenten. Ze zijn niet voor seks
ontworpen, omdat hun nakomelingen in fabrieken worden gemaakt. Wat ze
van seks weten, stamt nog uit de tijd voordat hun geest in een
machine werd ingebouwd. Maar ook robots, tenminste deze robots met
een mensenziel, hebben behoefte aan intiem samenzijn. Ik denk dat
daar onvoldoende rekening mee is gehouden. De robotlichamen zijn puur
functioneel. Maar zo zitten mensen niet in elkaar. Ik vraag me af in
hoeverre de constructie van deze robots de ingebouwde psyche niet
langzaam maar zeker ontmenselijkt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten