zaterdag 4 augustus 2012

Op Mars zijn mensen aliens 57


Het is een merkwaardige ervaring om tegen een computer te praten als tegen een mens. En ik vraag me ook af hoe het is om als mensengeest in een computer te zitten. Natuurlijk hebben Harry en Marit zich dat ook al afgevraagd. Dit is wat zij ervan zeggen:
Marit. Ik maak nog steeds onderscheid tussen jou en de computer. Voor mij is het alsof ik je aan de telefoon heb, als ik je spreek. Maar aan de andere kant van de lijn is er niet nog een telefoon, die jij vasthoudt, waarin jij praat.
Harry. Nee, ik ben de computer. Ik ben niet ergens anders. De computer staat op tafel, en dat is het zelfde alsof ik hier in een stoel zit. Je spreekt rechtstreeks met mij, en niet via de een of andere verbindingslijn.
M. Ik weet het. Ik hoor je, ik herken je stem, ik herken wat je zegt. Jij bent Harry. Ik praat met je. Maar toch ben je er niet. Die computer, dat is maar een apparaat. Jij bent een mens. Ik kan dat niet rijmen. Laat me alsjeblieft doen alsof jij nog ergens anders bent.
H. Hmmm, ik denk dat het niet zoveel uitmaakt waar ik ben, zo lang ik niet in een mensenlichaam zit.
M. Ja, dat is wat ik me voortdurend afvraag: ben jij menselijk? Wat is een mens zonder lichaam? Hoe zit het met je menselijke behoeften?
H. Ik weet wat menselijke behoeften zijn. Ik weet hoe ze voelen. Maar ik heb ze niet meer. Ik heb geen honger. Ik heb geen slaap. Ik hoef niet zo nodig een borrel. En poepen en piesen, blij dat ik er vanaf ben.
M. Hoe kun je mens zijn zonder menselijke behoeften?
H. Daar hoop ik achter te komen. Trouwens, ik heb toch nog wel behoeften. Behoefte aan afleiding, behoefte aan aanspraak, behoefte aan liefde.
M. Ja, daar moeten we ook over nadenken. Ik weet niet of ik van een computer kan houden.
H. Maar ik ben geen computer! Ik ben een mens, ook al zit ik in een computer.
M. Rustig maar. Ik zei dat ik er over moet nadenken. Wat heb je nodig om mens te zijn? Kun je mens zijn zonder lichaam? Ik bedoel: Je herinnert je natuurlijk wel wat het is om mens te zijn, om een lichaam te hebben, om verliefd te zijn. Maar je bent veranderd. En nu ben je andere herinneringen aan het opbouwen. Verander je niet langzaam maar zeker in iets anders als je niet meer in een mensenlichaam, maar in een computer zit?
H. Praat tegen mij als tegen een mens, en ga dan na hoe dat voelt, na een tijdje.
M. Ja, je mag dan wel als een mens klinken, maar ben je ook menselijk? Eigenlijk moet ik je dat niet vragen. Jij weet alleen hoe je jezelf voelt, maar in hoeverre dat overeen komt met wat de menselijke Harry voelde toen hij nog leefde, dat kun jij niet weten, en dat kan ik ook niet weten. Ik weet niet hoe het voor de lijfelijke Harry was om zichzelf te zijn, en ik weet ook niet hoe het voor jou, de computer-Harry is om jezelf te zijn. Ik kan alleen tegen buitenkanten aankijken, en dan voor mezelf een betekenis geven aan wat ik daar zie en hoor.
H. Ik ga ervan uit dat als iets zich gedraagt als een mens, het ook menselijk is. Je hebt gewoon geen andere maatstaf. Je kunt er allerlei metafysica bij halen, maar ik heb metafysica altijd beschouwd als een stel verhalen om dat wat je gelooft ook geloofwaardig te maken. Ik vraag me dan altijd af: als je zo'n metafysica nodig hebt, wat geloof je dan? Geloof je in metafysica of geloof je in geloof?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten