donderdag 14 juni 2012

Op Mars zijn mensen aliens 22


Eerst leg ik alles vast wat ik over Marit weet. Elk detail moet worden geregistreerd. De vorm van haar lichaam, haar maten, haar moedervlekken, de aders onder haar huid, de ruwte van de huid op haar ellebogen, de vorm van haar mond, haar oogopslag, de geur van haar haar, het gaat allemaal de computer in. Gelukkig heb ik wat foto's waar ik al die feiten aan kan ophangen. En ik heb opnamen van haar stem. Maar van haar geest heb ik geen opnamen. Voor haar manier van spreken, voor wat ze weet en gelooft, voor haar manier van denken en handelen moet ik uit mijn geheugen putten.
Natuurlijk wordt het geen opname, die ik alleen maar eindeloos kan afdraaien en waarop ze telkens opnieuw het zelfde zegt. Nee, ze moet kunnen denken, ze moet herinneringen kunnen vastleggen, ze moet kunnen leren. Het moet een levende Marit worden, geen goed geconserveerde mummie. Af en toe moet ze me kunnen verrassen met nieuwe observaties of nieuwe ideeën. En het moet een plezier blijven om met haar te praten, hoe lang het ook duurt. Best kans dat ze op den duur, door mij, en door de omstandigheden, gaat verschillen van haar evenbeeld op aarde, maar dat is dan onvermijdelijk.
Mijn vriendin is een andere persoon dan ik zelf ben. Ze reageert anders op onverwachte gebeurtenissen, ze denkt en doet anders dan ik zou denken en doen. Ze zit anders in elkaar dan ik. Dus moet ik niet zelf gaan beslissen wie ze is en wat ze doet, want dat kan ik alleen op mijn manier, niet op de hare. Dat betekent dus dat niet ik de beslissingen moet nemen. Ik ga niet mijn herinneringen aan haar stuk voor stuk in de computer vastleggen. Dat moet de computer, ofwel Marit in statu nascendi, zelf doen.
Als er eenmaal een basis is, als ik alles wat vanzelfsprekend is in de wereld, in de mens, in Marit en tussen ons, in de computer heb vastgelegd, moet de computer het verder zelf doen. Hij moet een beeld van haar creëren op basis van de foto's, geluidsopnamen, films en e-mailgesprekken waarover ik beschik, en gesprekken die nog plaats moeten vinden, en vanuit dat beeld moet hij gaan spreken en reageren op wat ik ga zeggen. En dan moet hij niet meer een hij zijn, en niet meer een computer, maar Marit zelf. Een levende, voelende, denkende vrouw, in de vorm van een electronisch apparaat.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten