donderdag 7 juni 2012

Op Mars zijn mensen aliens 15





Wat hebben we tot nu toe bereikt? We hebben een permanent onderkomen op Mars gebouwd, gebruik makend van het voertuig dat ons hier gebracht heeft. We hebben het ingegraven, diep in de marsbodem, wat er vooral op neer komt dat we er een grote berg zand overheen hebben gegooid om het zo goed mogelijk te beschermen tegen de kou en tegen andere invloeden van buiten af. Ik woon nu midden in een soort marsheuvel. Via een tunnel in die heuvel kom je bij een luchtsluis, en daarachter ligt het woonverblijf annex laboratorium. Energie komt van de zonnecelpanelen die we tegen de heuvel hebben opgesteld. Zonder die panelen zouden we het hier niet lang kunnen uithouden. Maar nog belangrijker zijn de tuinen, luchtdichte glazen kassen die aan beide zijden uit de heuvel steken. Die kassen voorzien ons van voedsel, ze zuiveren het water dat we gebruiken, en nog belangrijker: ze zorgen voor de zuurstof. Als de planten dood zouden gaan, zou het heel snel met mij afgelopen zijn.

We hadden, naast het lab, nog een soort woonkamer, met een kleine pantry om eten te bereiden, een douche annex WC, en elk een slaapkamer, met amper ruimte voor een bed. Maar het was een ruimte waar je je in je eentje kon terugtrekken, en dat is belangrijk. Hoe graag je elkaar ook mag, en hoe goed je elkaar ook kent, je moet je af en toe eens kunnen terugtrekken. De behuizing is krap. Dat ligt niet aan ruimtegebrek op de planeet, maar aan de grootte van het ruimteschip dat de basis vormt. Voor uitbreidingen aan onze woongelegenheid waren we voornamelijk aangewezen op zendingen vanaf de aarde. Maar die zijn nu een stuk minder urgent.

Het grootste deel van de dag zit ik dus onder de grond, in een luchtdichte kabine, met kunstlicht. Af en toe ga ik even naar de kassen, waar mijn groenten en kruiden groeien, achter glas, in een kunstmatige atmosfeer en beschenen door de verre zon. Die kas met inhoud vertegenwoordigt mijn lijfsbehoud. Al mijn voedsel en mijn zuurstof komen daar vandaan. Mocht er daar wat misgaan, dan is het met mij gedaan. Ik controleer daarom regelmatig de temperatuurregeling en de pompen die de atmosfeer op spanning houden. Ik ga maar zelden naar buiten, op het oppervlak van de planeet. Het is een landschap waar je snel op uitgekeken raakt, vooral omdat er niets aan verandert. Heel af en toe stap ik in mijn marsraider om de omgeving te verkennen. Maar ik heb eigenlijk alles wat er binnen mijn bereik valt nu wel verkend. Verder dan een kilometer of twintig van mijn verblijfplaats kan ik niet komen, omdat dan mijn zuurstof en de energie die het wagentje aandrijft en mijn pak verwarmt opraken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten