Dag drie
Normaal
gesproken zouden we nu de voorbereidingen moeten gaan treffen voor de
retourvlucht. Maar ik vind dat we eerst wat meer moeten weten van het
lot dat Harry en Marit heeft getroffen. Ik denk niet dat ze nog in
leven zijn, ergens op de planeet. Om dat te veronderstellen zou je in
marsmannetjes moeten geloven. Maar het is van het uiterste belang om
te weten wat hun is overkomen. Om de veiligheid van toekomstige
vluchten te kunnen waarborgen, moeten we zo goed mogelijk op de
hoogte zijn van alle mogelijke gevaren. En zo lang we niet weten wat
er hier gebeurd is moeten we zelf ook erg voorzichtig zijn. Ik heb
David daarom weer achtergelaten in het landingsvaartuig, met de
opdracht om de luchtsluis gesloten te houden en alle
communicatiekanalen open te houden, vooral die met ons. Hij kan dan
meteen de voorbereidingen treffen voor de retourvlucht.
Ik
wil nu met het wagentje de andere kant op rijden. Aan de noordkant
hebben we gisteren niets gezien, maar misschien komen we daar toch
iets tegen als we een paar kilometer die richting op gaan. Het is
daar vrij vlak terrein, dus we kunnen er ver om ons heen kijken. Ik
zal langzaam rijden, en Sabrina moet dan uitkijken. We kunnen geen
extra zuurstof meenemen, dus we moeten binnen een halve dag weer
terug zijn in het landingsvaartuig.
Het
landschap op Mars is nog het beste te vergelijken met een aardse
woestijn. Plantengroei is hier niet. Er zijn zelfs geen korstmossen.
Nergens is er groen te bekennen, en overal overheerst die roze kleur.
Deze omgeving kenmerkt zich door zandheuvels van een of enkele
meters, afgewisseld met rotsplaten. Er tekent zich niets af aan de
horizon. Ik ben van plan om zo'n vijf kilometer noordwaarts te
rijden, en dan naar het westen af te buigen, om zo met een grote
bocht bij het landingsvaartuig uit te komen.
Na
een kilometer of drie zagen we rechts een donkere vlek. Toen we er
heen reden, kwamen we bij een ovaal gat in de grond van zo'n tien
meter diep, en misschien honderd meter breed. Het was duidelijk geen
inslagkrater, daarvoor was het te asymmetrisch. Aan de ene kant werd
het begrenst door een loodrechte rotswand, aan de andere kant ging
een zandhelling de diepte in. Noch op de rotsen, noch in het zand
enig spoor van iets bijzonders. Vanaf de rand konden we alles goed
overzien. De bodem was donkerder van kleur dan de omgeving. We
besloten om geen risico te lopen en er niet in af te dalen. Toch is
het merkwaardig, zo'n gat in de grond. Waarschijnlijk een holte die
is ingestort. En die holte moet dan uitgesleten zijn door een
waterstroom. Dat soort gaten zie je op aarde ook. Maar daar stroomt
nog steeds water. Hier is er nergens aan de oppervlakte water te
vinden. Maar er is wel ijs, soms vlak onder het oppervlak. Mogelijk
smelt het ijs af en toe, onder extreme omstandigheden.

