donderdag 19 april 2012

De geschiedenis van de moraal


De geschiedenis van de moraal

Toen onze voorouders zich nog bezig hielden met jagen en verzamelen, en ze als nomaden door de steppen trokken, hadden ze geen moraal. Ze kenden het woord niet, en hadden geen begrip dat met de betekenis ervan overeen kwam. Betekent dat niet dat ze voortdurend ruzie hadden en dat ze elkaar voortdurend bestalen? Nee, dat betekent het niet. Bonobo's hebben ook geen moraal, en die bevechten en bedriegen elkaar ook niet voortdurend. Als je in kleine groepen samenleeft, en je bent op elkaar aangewezen voor het verkrijgen van voedsel en het verdedigen tegen roofdieren, kun je je niet veroorloven om in voortdurende onmin te leven. Ik weet niet of bonobo's dat duidelijk beseffen, maar ze gedragen zich wel alsof ze dat doen. Hun instinct zal hun daarbij helpen, en ook bepaalde hersenstructuren, de spiegelneuronen, die hen laten voelen wat anderen ondergaan.
Mensen hebben ook zulke instincten en zulke spiegelneuronen. En dat was voor hen genoeg toen ze nog in kleine groepen leefden, waarin hun leven van elkaar afhing. Maar mensen zijn ongelooflijk creatief. Ze weten zich niet alleen in leven te houden, maar ze weten ook hun leven te verbeteren. Op den duur veranderden ze van jagers/verzamelaars in landbouwers. In plaats van hun voedsel in het wild te zoeken, gingen ze het verbouwen. Ze zaaiden en plantten, en ze wiedden en bemestten. Maar als je afhankelijk bent van velden met gewassen voor je voeding, kun je niet meer rondtrekken. Je moet op één plaats blijven, bij die velden, al was het alleen maar om de dieren te verjagen die van jouw gewassen willen snoepen.
Dat heeft verregaande consequenties. Op de eerste plaats voor je huisvesting. Als je jaar na jaar op de zelfde plek blijft, heb je de tijd om een meer permanente woning te bouwen dan waarover die nomaden beschikten. Je krijgt daardoor meer ruimte en meer comfort. En omdat je in tegenstelling tot de nomaden niet telkens weer al je bezittingen mee moet nemen, kun je je daarvan meer veroorloven. Niet alleen maar wapens en landbouwwerktuigen zoals ploegen, maar ook kleding en versierselen. Je kon van tijd tot tijd eens wat anders aantrekken, vooral bij feestelijke gelegenheden, en daarbij laten zien dat het goed met je ging.
Als er behoefte is aan wapens en landbouwwerktuigen, mooie kleding en versierselen, zijn er ook wel mensen te vinden die die beter kunnen maken dan anderen. Niet iedereen is even bedreven in het spinnen, weven en naaien, dus als je een mooie jurk wilt hebben, ga je naar iemand die goed is in het maken van jurken. Maar zo iemand is daar dan wel een tijd mee bezig, en kan in die tijd niet op het land werken. Dus je belooft haar een deel van je oogst, in ruil voor die jurk. En het zelfde doe je met de wapensmid en de ploegenbouwer.
Zo lang de groep die in zo'n landbouwnederzetteing bij elkaar woont niet groter is dan de groepen nomaden van vroeger, hebben die naaister, die wapensmid en die ploegenbouwer niet zoveel te doen. Er is niet iedere dag iemand die behoefte heeft aan een nieuwe jurk of een nieuw zwaard. Dus moeten de smid en de naaister ook nog op het land werken, en hebben ze weinig tijd om zich verder te bekwamen in hun vak. Die tijd krijgen ze wel als hun klandizie toeneemt. En dat gebeurt, als ze iets beter zijn dan hun concurrenten. Want mensen willen altijd het beste, ook al moeten ze naar het volgende gehucht om dat te krijgen. En als je daar dan toch bent, kun je ook nog wel wat andere dingen meenemen. Er naartoe, als ruilmiddel, en er vandaan, als product. Zo ontstaan er marktnederzettingen, waar vaklieden bij elkaar gaan wonen, en waar boeren naartoe gaan om hun producten aan de man te brengen.
En die nederzettingen groeien. Ze groeien uit tot steden waarin er een arbeidsverdeling heerst, met vaklieden die kleding maken, en manden, en tonnen, en meubels, en zwaarden, en gereedschap, en huizen, en putten, en alles waar een mens maar behoefte aan kan hebben. En die steden genereren rijkdom. Als je niet meer om de paar weken moet verhuizen, zoals de nomaden, en je dan ook niet hele bezit mee hoeft te sjouwen, maar het kan opslaan in je huis, kun je rijkdom gaan verwerven. Je kunt wapens en sieraden gaan verzamelen, en daarmee tonen dat het goed met je gaat. Maar daarmee wek je ook de jaloezie van degene waarmee het niet zo goed gaat. En die zal proberen zich wat van jouw rijkdom toe te eigenen. Als je hem daarbij betrapt, sla je zijn kop af met je zwaard.
Tot nu toe hebben we het nog steeds niet over moraal. Maar als je huis vol ligt met kostbaarheden, ga je je zorgen maken. Je kunt niet dag en nacht op wacht gaan staan met je zwaard in de aanslag. En dan nog, als je iemand zijn kop afhakt, zit je met een hoop troep, met bloed op je kostbare tapijt, en met een lijk dat je op de een of andere manier moet kwijtraken. Trouwens, als dat lijk van je eigen broer blijkt te zijn, zou je wel eens spijt kunnen krijgen van je onbesuisde gedrag. En anders worden wellicht de broers van dat lijk erg kwaad, en zullen verhaal komen halen. Een stad waar men elkaar voortdurend te vuur en te zwaard bestrijdt is geen bloeiende stad. En op de een of andere manier zal men de welvaart die de stad biedt toch in stand willen houden.
En daar komt de moraal in het spel. Als je in een stad bij elkaar woont, ken je niet iedereen even goed. Niet iedereen is familie, je bent niet van iedereen even afhankelijk, en niet iedereen heeft dezelfde gewoonten. Als je familie bent, hou je rekening met elkaar. Maar je zou dat in een groter verband ook moeten doen. En zie, daar staat een profeet op. En hij verkondigt het idee dat iedereen familie is van elkaar, ook als je niet uit het zelfde nest komt. Hij verkondigt dat je je dient te gedragen alsof iedereen je broeder is. Als je dat niet doet, zal het slecht met je gaan. Maar als je dat wel doet, zijn vrede en welvaart je deel. "Houd je aan de gouden regel" roept de profeet. "Wat gij niet wilt dat u geschied, doe dat ook een ander niet". En die ander is voor hem iedere medemens, niet alleen degenen waar je vertrouwd mee bent. Dat die profeet zo'n succes heeft, komt doordat men eigenlijk ook wel voelt dat hij gelijk heeft. Ruzie en bedrog zijn niet goed voor de handel. Welvaart heeft belang bij plaatselijke vrede. Eventueel ten koste van een oorlog elders, maar dat is een ander verhaal.
En daarmee is je morele repertoire uitgebreid. Naast de instinctieve moraal die je als het ware met je genen hebt meegekregen, die moraal die je gevoelens bespeelt bij de omgang met je naasten, komt er nu een moraal die is vastgelegd in regels, en die zegt dat iedereen je naaste is. En die moraal breidt zich uit. Naarmate de wereld van de mensen grootschaliger en ingewikkelder wordt, wordt de collectie gedragsregels uitgebreid. En die regels worden steeds dieper in de samenleving ingebed. Ze worden steeds meer als vanzelfsprekend ervaren, en de samenleving wordt steeds vreedzamer. Slavernij verdwijnt, de doodstraf wordt afgeschaft, lijfstraffen verdwijnen en we krijgen een universele verklaring van de rechten van de mens, waaraan ieder land zich zegt te houden.
Onze moraal is het product van redelijk denken. Onze gedragsregels zijn bedacht door profeten en filosofen. En we leven inmiddels al zo lang met een bedachte moraal, dat we denken dat die moraal enkel door het denken is bepaald. We hebben het gevoel dat ons denken los staat van onze gevoelens, ja zelfs dat die gevoelens het denken hinderen. En wat doet dat denken? Het probeert algemene problemen te ontdekken en daar algemene oplossingen voor te bedenken. Het denken generaliseert. Als er iemand vermoord wordt, vermoedt het denken dat er in ieder van ons een moordenaar schuilt. En als iemand zich meer welvaart toe-eigent dan zijn medemensen, denkt het denken dat we gedreven worden door hebzucht. We verzinnen economische theorieën die uitgaan van de hebzucht van de mens. En we beschouwen die als norm voor ons handelen. Als ons gevoel daartegen protesteert, vinden we dat dat gevoel niet zo moet zeuren. Ons redelijke denken zegt immers dat het zo moet. Zo vergeten we dat we sociale wezens zijn, daartoe voorbestemd door onze biologie. En omdat we tegen onze aard in handelen, geraken we van de ene crisis in de andere.
Gelukkig zijn er nu ethologen als Frans de Waal die ons laten zien dat we van nature sociaal zijn, en ons ook tonen wat dat inhoudt, een sociale diersoort. Ze vertellen ons hoe de bonobo's omgaan met conflicten en hoe ze onenigheden oplossen. En ze demonstreren ook dat die bonobo's genetisch met ons verwant zijn. Die ethologen drukken ons met onze neus op onze ware aard: een schepsel dat niet kan bestaan zonder zijn soortgenoten. Ze laten ons zien hoe je zou moeten samenleven, en wat er fout gaat, als je daarbij die aard verloochent. Wat ze ons vooral laten zien is dat het niet de ratio is die normen stelt, maar het gevoel. Want we worden geboren met een sociaal instinct. En in plaats van dat te ontwikkelen, proberen we het te onderdrukken. En daarmee vervreemden we ons van wie we zijn, met alle gevolgen van dien.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten