Pentomino-app geïnstalleerd, met 920 verschillende puzzels. Werkt verslavend. Met je vinger de stukjes verschuiven totdat ze in de rechthoek passen. En iedere volgende puzzel is weer moeilijker. Gelukkig leer je ook bij, stap voor stap. Iedere oplossing helpt je de volgende te vinden. En tot nu toe, tot en met nummer 347, lukt het nog steeds om in een redelijke tijd tot een oplossing te komen. Maar niet door redeneren. Het redeneren heb ik achter me gelaten. Ik laat mijn vingers het werk doen. Ik zit er bij en ik kijk er naar. En ziedaar, alweer een puzzel opgelost. Hoe heb ik dat gedaan? Dat weet ik niet.
Pentomino-puzzels oplossen, mijn intuïtie doet het werk. En wordt daar steeds beter in. Maar hoe dan? Nou, ik doe het gewoon, en ik weet niet welke trucs ik daarbij gebruik. Sterker nog: als ik erbij zou gaan nadenken zou het waarschijnlijk niet lukken. Nadenken zou het puzzelen alleen maar hinderen. Dus het enige wat ik doe is toekijken. Die puzzels en mijn intuītie hebben een onderlinge verstandhouding waar ik buiten sta. En ik zie dat het goed is.
Zei ik daar "ik"? Ik als toeschouwer, ik als niet betrokken buitenstaander bij wat er met mezelf gebeurt? Leven er dan twee personages in mijn lichaam? Twee inwoners die meer hinder hebben van elkaar dan dat ze elkaar tot nut zijn? Ik herinner me een verhaal van Simon Carmiggelt waarin hij beschrijft hoe hij ontdekt dat er nog iemand anders in zijn huis woont, iemand met wie hij al jaren onder een dak verkeert maar die hij nog nooit heeft ontmoet, omdat die persoon zich altijd net ergens anders ophield dan waar Carmiggelt zich bevond. Zo ongeveer onderga ik de werking van mijn intuïtie als ik pentomino speel. De oplossing presenteert zich altijd als ik het niet verwacht. Hij ligt er voordat ik kan nagaan hoe die nou tot stand is gekomen.
Ik doe dingen waarvan ik niet weet hoe ik ze doe. Niet alleen maar ademen, bloed rondpompen en eten verteren, maar ook puzzels oplossen. Veel van de keuzes die ik maak kan ik achteraf niet verantwoorden. Dat wil niet zeggen dat ze onverantwoordelijk zouden zijn, maar dat het bewustzijn, mijn persoonlijke toeschouwer, maar weinig ziet van wat er met mij gebeurt. Toch is het dat bewustzijn dat voor de verantwoording van mijn gedrag verantwoordelijk is. Maar waar het mijn intuïtie betreft, kan het alleen maar toekijken. Wat dat betreft is er weinig verschil tussen mijn intuïtie en bijvoorbeeld het weer. Ik sta erbij en ik kijk er naar, en wie aan welke touwtjes trekt, ik kan er hoogstens een slag naar slaan.
Fenomenologie is rapporteren van wat er met je gebeurt. Het is observeren op een afstand, op de manier waarop een ornitoloog vogels observeert. Je verwondert je over wat je ziet, je bent onder de indruk van wat er gebeurt, maar het gaat volledig buiten je om. Wat die vogels kunnen, na een tocht van duizenden kilometers op de juiste plek terecht komen, wat die intuïtie kan, puzzels oplossen zonder eerst alle mogelijkheden te overwegen, je kunt het niet nadoen, en je kunt ook niet vertellen hoe het moet. Sterker nog, de intuïtie geeft je niet eens de tijd om een oplossing te analyseren. Je verkeert in een flow, de ene puzzel volgt de andere op, onstuitbaar als een lawine. En uiteindelijk moet de rede die intuïtie met harde hand tot de orde roepen: stop, er zijn ook nog andere dingen te doen.
Mensen zijn geen computers. We weten hoe een computer werkt. We hebben het tuig immers zelf geconstrueerd. Maar als een computer een bepaald probleem heeft opgelost, is het in vele gevallen niet na te gaan welke weg die daarbij heeft bewandeld. We weten ook hoe we pentomino-puzzels moeten oplossen. Maar als we onze hand zijn gang laten gaan bij het schuiven van de stukken, kunnen we in veel gevallen niet nagaan welke gedachten daaraan ten grondslag lagen. Er is geen hogere macht die het verbiedt, maar het is simpelweg praktisch ondoenlijk. Als onze rede bewust zou proberen de veronderstelde stappen na te volgen, zou die fout op fout maken. Het is voor de menselijke rede onmogelijk om de discipline op te brengen die in een computer is ingebouwd. Als er al iets op een computer lijkt, dan is het onze intuïtie, die erin slaagt om snel allerlei aspecten met elkaar in verband te brengen om zo tot een oplossing te komen.
Er wonen twee zielen in mijn lijf. Maar welke is nou mijn ware 'ik'? Is dat de puzzelaar of de verhalenverteller? Als iemand mij naar de oplossing van een puzzel vraagt, probeer ik het in eerste instantie in de vorm van een verhaal. Ik kan de oplossing ook laten zien, maar dan geef ik die als het ware uit handen. Ik vraag me dan af in hoeverre ik mijn intuïtie kan vertrouwen. Mijn intuïtie staat dan dus tegenover mijn ik. En als iemand mij vraagt wie ik ben, kom ik ook met een verhaal. Het lijkt duidelijk dat mijn ik schuilt in de verhalenverteller, in de rede, in wat de Duitsers "nachvollziehbar" noemen. Mijn ik kan reconstructies geven.
En mijn intuïtie, hoe autonoom dan ook, is voor mij ondergeschikt. Intuïtie is iets wat je bezit, niet iets wat je bent. Intuïtie is iets wat je gebruikt, een gereedschap, zelfs als die intuïtie je al een oplossing presenteert voordat je erom hebt gevraagd. De rede moet die oplossing dan altijd nog verantwoorden. En als er iemand aansprakelijk kan worden gesteld, dan is dat degene die zich kan verdedigen. De rede dus. Ook al berust die verdediging op wat de intuïtie aanreikt.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten