vrijdag 9 december 2011

Zin


Zijn wij er enkel voor onszelf, of is er meer? Als wij er niet meer zijn, als de laatste mens is omgekomen, is er dan nog iets dat betekenis heeft? Of sterft de betekenis van betekenis onze dood? Voor velen is dat de essentie van de vraag "Wat is de zin van ons bestaan?".
Zijn mensen de enige betekenisgevers die er zijn? Zijn wij het organisme dat zin geeft aan de wereld? Of is er nog iets anders, iets hogers, dat maakt dat als wij verdwijnen, ons bestaan niet voor niets zal zijn geweest? Er zijn velen die hun hoop daarop hebben omgezet in een geloof. Veel mensen denken dat ze niet kunnen leven met een bestaan dat alleen zij een zin kunnen geven. Ze missen nog iets, iets dat hun betekenissen als het ware sanctioneert. Het feit dat we in die zin zo onaangepast zijn aan hoe we ons bestaan ervaren, zou kunnen duiden op een onzichtbare factor, op iets dat, toegevoegd aan onze ervaringswereld, ons helemaal op onze plaats laat voelen.
Maar is er wel iets volledig aangepast? Is er wel iets of iemand volledig op zijn plaats? De motor achter elke verandering is onaangepastheid. Zonder een frictie tussen organisme en omgeving is er geen sprake van evolutie. Zonder frictie tussen wensen en werkelijkheden zijn er geen menselijke activiteiten. En de wereld verandert voortdurend, mede dank zij die activiteiten. Is, zoals Heraclitus al zei, verandering de enige constante? En is dat dan ongerichte verandering of onafwendbare vooruitgang? Is er een einddoel, een stabiele toestand waarin er niets meer te verbeteren valt? En als er zo'n streven is naar volmaaktheid, wat maakt de startpositie dan zo onvolmaakt?
Wij zijn niet alleen denkers, maar ook voelers. Ons denken wordt gedreven door ons gevoel, of, zoals Hume zei: de rede is slaaf van de passies. Het zijn die passies die ons naar zin doen verlangen. Het besef er ooit niet te zijn geeft ons een gevoel van angst. En het verdwijnen van betekenis geeft ons een gevoel van leegte. Ons gevoel drijft ons voort, weg van de leegte, op weg naar de volmaaktheid. Die moet er zijn, ergens, dat is wat we voelen. Maar waar? We zien niet ergens licht aan de horizon. Wat ons voortdrijft is enkel een ongericht streven, een verlangen naar anders, beter, bevredigender. Maar de volmaaktheid kennen we niet. Volmaaktheid is niet meer dan een projectie, niet meer dan het completeren van een streven met een doel. Volmaaktheid is niet meer dan een hunkering.
Het enige dat we kennen is onszelf. Vanuit die positie bekijken we de wereld. Als wij ons leven beginnen als onkundig en onwetend, maar onszelf verbeteren door oefenen en leren, dan zien we dat ook in de wereld. De wereld begon ooit ongeordend, maar perfectioneerde zich steeds meer, met ons als resultaat. Wij staan, hier en nu, aan het einde van de geschiedenis. We zien de weg die naar hier heeft geleid, maar een weg verder zien we niet. Wij weten dingen die onze voorouders niet wisten. Wat wij kunnen had hun verbaasd doen staan. Wat voor ons vertrouwd is, zou voor hen nieuw zijn en onbekend. Maar voor ons zijn hun kennis en kunde oud en achterhaald, ook al beschikken we zelf er niet meer over.
Het is heel natuurlijk dat wij onszelf zien als culminatiepunt, als de plek waarin alles samenkomt. De wereld draait letterlijk om ons. Als wij het hoofd wenden, draait de wereld om ons heen. Vooruit lopend laten we wereld achter ons. Maar we zijn niet volledig autonoom. We voelen ons niet compleet. Er is nog heel wat dat we missen. Er is iets om naar uit te zien. Als wij een culminatiepunt zijn, maar er ontbreekt nog wat, dan moet er nog een ander culminatiepunt zijn, buiten ons. Iets waarheen de hele wereld op weg is. En dat is dan een eindpunt. Een top, een plek met enkel nog wegen naar beneden. En niets dat daar nog hoger reikt. Dat is wat ons gevoel ons zegt.
Maar is de rede het daar mee eens? Zijn er redenen om daarvan uit te gaan? Subjectief gezien ben ik een culminatiepunt, maar als ik dat ben, zijn de anderen dat ook. Als ik mezelf zie als een punt waarin allerlei lijnen samenkomen, als mensen zichzelf zien als punten waarin lijnen samenkomen, betekent dat nog niet dat er ook buiten de mensen punten zouden zijn waarin alle lijnen samenkomen. En als ik mezelf zie als het eindpunt van een geschiedenis, betekent dat nog niet dat de Geschiedenis met een grote G ook objectief gezien een eindpunt heeft. De rede ontwaart nergens een drijvende kracht. Ze ziet alleen maar gebeurtenissen. En wie of wat daarvoor verantwoordelijk is, daarover kunnen we alleen maar veronderstellenderwijs spreken. En dat geldt ook voor waar het allemaal toe leidt. Geloof speelt daarbij een belangrijke rol. Geloof in een hogere macht of in onzichtbare drijvende krachten, geloof in objectieve kennis, geloof in ons eigen vermogen de wereld te doorgronden. Of je nou uitgaat van de wetenschap of van de hand van God, het vertrekpunt is altijd een geloof.
We kunnen slechts speculeren. God, goden, natuurkrachten, eigen verbeelding, het zijn allemaal mogelijke verklaringen voor wat ons overkomt. We weten zelfs niet hoe uniek we zijn, en hoe uniek onze manier van denken, onze begrippen, onze logica zijn. Is er maar één soort intelligentie? Over het bestaan van andere intelligente wezens, ergens in het heelal, kunnen we alleen maar speculeren. De vraag waar het hier om gaat is: als er ooit aliens op aarde landen, nadat wij daarvan verdwenen zijn, zouden die dan kunnen appreciēren wat het is dat wij daar hebben achtergelaten?
We hebben niets om onszelf mee te vergelijken. Hoe kunnen we dan weten of wat wij geloven waar is? Hoe kunnen we weten of er eigenlijk wel zoiets als waarheid bestaat? We kunnen alleen maar van onszelf uitgaan en stellen dat waar is wat wij waar vinden. Wijzelf zijn onze enige autoriteit, ook als het gaat om het geloof in een god. En er is niemand die het beter weet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten