In Beijing zijn er hoge gebouwen met veel glas, er rijden elektrische fietsen en scooters rond, iedereen loopt met een mobieltje en het stikt er van de auto's. Niet anders dan bijvoorbeeld Rotterdam, zou je zeggen. Nou, toch wel. Op de eerste plaats omdat veel van de opschriften op de borden die je overal tegen komt niet te lezen zijn voor een eenvoudige Nederlander zoals ik. En op de tweede plaats omdat het verkeer er een heksenketel is.
Nou moet je in Rotterdam ook wel uitkijken, wil je je met een auto de stad in begeven, maar voor de genoemde Nederlanders is dat nog wel te doen. Maar in Beijing gaat die dat niet proberen. Je moet je auto toch wel heel goed kennen, wil je die door een gat in het verkeer persen dat slechts enkele centimeters groter is dan die auto, en dat ook nog terwijl alles rijdt, zij het niet erg snel, en het verkeersbeeld voortdurend verandert. Inhalen doe je links of rechts, al naar behoefte, en desnoods pak je ook nog even de vluchtstrook mee. En als je vindt dat je voorganger aan de kant moet, dan druk je gewoon op de claxon.
Een gelukkig omstandigheid is wel dat je geen rekening hoeft te houden met voetgangers. In Beijing moeten voetgangers op zichzelf passen. Er zijn wel zebrapaden, en vaak ook met stoplichten, maar verwacht niet dat je bij een groen voetgangersoversteeklicht ongestoord kunt oversteken. Kijk vooral uit voor afbuigend verkeer, want dat hoeft niet te stoppen voor rood licht. Ik weet niet of dat de officiële regel is, maar het is wel de praktijk.
Het verkeer in Beijing is dus hectisch. De regering probeert er alles aan te doen om te voorkomen dat het volledig vastloopt. Zo hebben ze negen ringwegen om de stad gelegd, maar dat blijkt niet voldoende. Daarom zijn er verder nog verkeersbeperkende maatregelen, in de vorm van een systeem dat op iedere dag van de week een andere groep auto's verbiedt te rijden, afhankelijk van het laatste cijfer van de nummerplaat. De overheid geeft natuurlijk ook de kentekens voor auto's uit. Dat zijn er twintigduizend per maand, alleen voor Beijing, terwijl de vraag momenteel iedere maand op 1,7 miljoen staat.
Het is ook wel hard gegaan met die auto's. Zo'n twintig jaar geleden reed iedereen in China nog op de fiets. En nu zijn de fietsers hun leven niet meer zeker. Trouwens, tenzij je riksha-rijder bent, kun je je eigenlijk op een gewone trapfiets niet meer vertonen. Het moet tegenwoordig toch wel een elektrische fiets zijn. En je kunt dan wel op tal van plaatsen in de stad een huurfiets uit een speciaal daarvoor geconstrueerd rek halen, maar een beetje comfortabel fietsen kan eigenlijk alleen maar in Huton, een volkswijk in het hartje van de stad, met smalle wegen en kleine huizen. Je kunt je daar ook in een riksha laten rondrijden. Maar die wijk is al door de yuppen ontdekt, dus hoe lang het dorpse karakter daar nog stand houdt is de vraag.
De overheid in China probeert krampachtig nog enige greep te houden op de economie. Zoals beschreven probeert ze de groei van het verkeer aan banden te leggen, maar er zijn mensen die gewoon twee auto's kopen om de dagen met een rijverbod te omzeilen. De overheid probeert ook de bevolkingsgroei te beperken, wat onder andere blijkt uit de bekende een-kindpolitiek. Maar die blijkt ondertussen meer nadelen op te leveren dan voordelen, en de regering is dan ook bezig om de maatregelen te verzachten. De gigantische luchtvervuiling die Beijing jarenlang in zijn greep had, is voordat daar de Olympische Spelen heen kwamen, verminderd door de zware industrieën naar buiten de stad te verplaatsen, en te zorgen voor toegang tot het elektriciteitsnet voor iedereen in de stad, waardoor het stoken van kolen in de winter nu drastisch is afgenomen.
Er wordt gewerkt aan de verbetering van het leefmilieu, en tegelijk wordt de groei van de economie gestimuleerd. Maar de overheid kan niet alles in de hand houden. Ondanks alle overheidsbemoeienis is er nu een groot informeel circuit, met bijvoorbeeld overal waar toeristen komen bedelaars en hopen straatverkopers met souvenirs, reisgidsen en frisdranken. Werden vroeger alle prijzen van goederen door de overheid vastgesteld, tegenwoordig moet je fel onderhandelen voor een acceptabele prijs van een pannenkoek bij een stalletje langs de weg. En doe je dat niet vooraf, dan word je genadeloos in de nek geslagen. De tijd van de vriendelijk knikkende Chinees zijn voorbij. Buitenlanders zijn niet meer geëerde gasten, maar gewoon uit te buiten melkkoeien. En dat leidt niet bepaald tot verbroedering tussen inwoners en toeristen.
Wat in Beijing ook opvalt, is hoe schoon het overal is. Bij monumenten en toeristische attracties zijn er overal prullenbakken, en die worden nog gebruikt ook. In de treinen zitten er bij elke stoel zakjes voor afval, die regelmatig worden opgehaald, en dan vervangen door nieuwe. De trein is nog niet uitgerold op het eindstation, of er is al een ploeg in de weer om hem schoon te maken, van binnen en van buiten.
Dat er geen vuilnis rondslingert en er nergens grafitti te zien zijn betekent niet dat de stad er schoon en fris uitziet. Buiten het centrum zijn er vele wat oudere appartementsgebouwen, twintig verdiepingen hoog, met overal tralies voor de ramen, tot de zesde verdieping toe. Het is niet verwonderlijk dat er in een stad van 19 miljoen ook criminelen rondlopen, zoals inbrekers en zakkenrollers. Wat dat betreft zijn de Chinezen net mensen.
Dat zie je ook bij de toeristische attracties, waar je ze vooral in het weekend in grote aantallen kunt aantreffen. Ze gedragen zich daar net als de toeristen bij ons, en net als wij bij hen. Ik snap niet dat we vroeger zeiden dat alle Chinezen op elkaar lijken. Niets is minder waar. Je hebt ze in alle soorten, groot, klein, mooi, lelijk, brutaal en bescheiden, en waarschijnlijk ook in slim en dom, al is dat voor ons wat moeilijk vast te stellen, omdat wij de taal niet spreken, en de Chinezen meestal het Engels slecht beheersen. Als er al een verschil te zien is tussen ons en hen, is dat dat de Chinezen meestal vriendelijker zijn dan wij, al hebben we daar ook wel ruzies gezien.
Wat onderscheidt nu het land China van ons land? Op de eerste plaats natuurlijk de grootte, en het aantal inwoners. De grootste steden in China herbergen stuk voor stuk meer inwoners dan alle Nederlanders bij elkaar. En dan is daar ook nog de geschiedenis. De Chinese geschiedenis is veel langer, kleurrijker en heftiger dan de onze. Maar ze is ook veel isolationistischer. China is al duizenden jaren van de Chinezen. En die Chinezen hebben zich meestal niet zo met andere volkeren bezig gehouden. Zoals bekend hebben ze ooit een grote muur gebouwd om andere volkeren buiten te houden. Maar binnenlandse strijd was er genoeg. De dynastieën volgden elkaar met enige regelmaat op, en dat ging meestal met veel strijd gepaard. Dat was dan vooral een zaak van de Han Chinezen, die in China de overgrote meerderheid vormen.
Omdat er sinds duizenden jaren geen volksverhuizingen zijn geweest, en de meeste oorlogen "binnenlandse" twisten waren, dat wil zeggen: verovering van buurlanden, en niet van verre koloniën, heeft China een heel lange geschiedenis. En dat ze dat hebben, dat willen ze weten. In iedere stad kregen we te horen tijdens welke dynastieën het de hoofdstad van "China" was, dat wil zeggen: welke keizers er gevestigd waren. Die dynastieën wilden nogal eens wisselen, maar er is in die duizenden jaren altijd keurig bijgehouden wanneer welke dynastie aan de macht was en waar die zich gevestigd had.
Niet iedereen in China is het er over eens dat de plek waar men woont bij China hoort. Met name de Tibetanen beschouwen zich als een onderdrukte bevolkingsgroep, wier land bezet is door de Han Chinezen. Maar naast de Tibetanen en de Han Chinezen wonen er in China nog vierenvijftig erkende andere volkeren, die zich de overheersing min of meer laten welgevallen, vaak ook omdat er voor hen aparte regels gelden, zoals vrijstelling van de een-kind-politiek. Maar die volkeren zijn door de meerderheid vaak wel de bergen ingedreven, en moeten daar vechten voor een karig bestaan.
Dat moeten trouwens ook veel Han Chinezen, vooral boeren, die vaak moeten zien te overleven met een paar koeien en een klein lapje grond. En die grond kan hun ook nog worden afgepakt door de overheid, voor stadsuitbreiding, want de bevolking breidt zich nog steeds gestaag uit, ondanks de een-kindpolitiek. Je ziet dan ook overal in de buitenwijken appartementsgebouwen van tientallen verdiepingen, Waar onder andere ook de grondloze boeren worden ondergebracht, die door de stadsuitbreiding hun zelfgebouwde hut zijn kwijtgeraakt. Vier jaar lang worden ze door de staat onderhouden. Daarna moeten ze voor zichzelf zorgen, bijvoorbeeld door te gaan werken bij de plantsoenendienst.
Maar naast de armen is er een groeiende middenklasse, en die heeft het steeds beter, wat bijvoorbeeld blijkt uit de luxe winkels in de stadscentra. Alles wat wij kennen van de exclusieve zaken in onze grote steden is daar ook te koop. Dure parfums, haute couture, en alle elektronische gadgets die wij ook kennen. Die winkels zijn meestal open tot tien uur 's avonds. En mocht het winkelend publiek tussendoor honger krijgen dan zijn daar zaken als KFC, Burger King en Subway om daarin te voorzien. Naast Chinese fast food ketens, welteverstaan. Zo is het vooral 's avonds een drukte van belang in de Chinese binnensteden.
China is van de Chinezen, en die prefereren hun eigen manier van doen. Net als de Nederlanders. Maar de Chinezen zijn daarbij toch een beetje minder tolerant dan de Nederlanders. Ten opzichte van minderheden, maar ook ten opzichte van dieren. Je ziet dat vooral op de markten, waar ze gerust een hond voor je willen slachten, als jij daar trek in hebt. En de zeepaardjes zijn er, gedroogd, desgewenst per kilo te koop, al is dat dan niet goedkoop. En de buitenlanders, die hebben zich maar aan te passen. Lang niet overal zie je naast de Chinese karakters op gevels en menu's ook een Engelse vertaling. En, zoals gezegd, lang niet iedere Chinees spreekt begrijpelijk Engels.
Maar ze hebben er geen bezwaar tegen om gefotografeerd te worden. En zeker als je een van die schattige Chinese kindertjes op de foto wil zetten, zal de moeder of grootmoeder je daarbij graag ter wille zijn. Omgekeerd willen ze soms ook met jou op de foto. Dat zijn, denk ik, dan vooral Chinezen van het platteland, die in hun omgeving weinig westerlingen zien, en die bij de toeristenattracties in de grote steden, hun ogen uitkijken naar die lange slungels met hun bleke huid. Zoals wij weer, op onze beurt, onze ogen uitkijken naar Chinezen die zomaar ergens op een plein, staan te dansen en muziek te maken. Of die 's morgens vroeg in het park groepsgewijs hun Tai chi oefeningen staan te doen.
Hong Kong
En dan is er Hong Kong, met 7 miljoen inwoners, dus hooguit middelgroot naar Chinese maatstaven. Maar Hong Kong is wel een centrum van commercie. Het hart van de stad is één groot winkelcentrum. De voornaamste bronnen van inkomen zijn dan ook het toerisme en de handel. Inwoners van China zowel als van Hong Kong benadrukken dat China één land is, met twee systemen. En Hong Kong, met zijn eigen wetten, zijn eigen valuta en zijn eigen economie is een soort economisch laboratorium van China. De inkomens zijn er hoger, maar ook de prijzen. De werkloosheid is er laag, en veel Chinezen van het vasteland proberen een baantje te vinden in Hong Kong, om met een zak vol geld naar het vasteland terug te keren en daar een eigen zaak te beginnen. Als de Chinese overheid de migratie naar Hong Kong niet aan banden zou leggen, zou de regio overspoeld worden met baantjesjagers. Maar zonder vergunning mag je als Chinees de grens niet over, terwijl mensen uit Amerika en Europa voor China wel, en voor Hong Kong niet een visum nodig hebben.
Vijftig jaar na de overdracht van Hong Kong door de Engelsen, dus in 2047, zal er een einde komen aan de 'status aparte' van Hong Kong, en zal het ingelijfd worden bij de rest van China. De inwoners van Hong Kong maken zich daar niet zo druk over. Ze denken dat China eerder de kant van Hong Kong op zal gaan, dan dat Hong Kong zich naar het huidige systeem van China zal moeten gaan richten. Nu is Hong Kong de koopgoot van China. Maar of Hong Kong dan nog zo'n koopjescentrum zal zijn, is de grote vraag. De meeste koopjesjagers zijn Chinezen, en die zullen, als er één land, één systeem is, ook thuis wel terecht kunnen voor hun aankopen.
Maar nu is het centrum van Hong Kong één grote shopping mall, met winkels voor alles wat duur is, en met tal van kleermakersbedrijven die in één dag een kostuum voor je maken. Echt goedkoop is het niet, omdat men er vooral 'high end' producten verkoopt, dure spullen, die dan zo'n tien tot vijftien procent goedkoper zijn. Maar verder zijn zaken als wonen en eten er redelijk duur, vergeleken met de rest van China. Dus die Chinezen die hier hun geluk komen zoeken, gaan dan ook, nadat ze het hebben gevonden, gauw terug naar hun eigen streek, omdat hun geld daar dan meer waard is.
Wat aan Hong Kong verder nog opvalt, is de architectuur. Je hebt er, net als in China, gigantisch hoge appartementsgebouwen. Alleen zien die er in Hong Kong toch wat fraaier uit. En dan zijn er nog de banken die, zoals overal, laten zien dat wie het breed heeft, het ook breed wil laten hangen. In Hong Kong komt daar nog bij, dat het bebouwbare oppervlak beperkt is. En als je niet in de breedte kunt bouwen, moet je de hoogte in. Het is dus een stad van wolkenkrabbers, die vaak door architecten uit Europa of de USA zijn ontworpen. Architectonisch zijn de bouwsels er wel interessant, maar als je niet zo van winkelen houdt, heb je Hong Kong in één dag wel gezien.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten